Na een positief proefsleuvenonderzoek werd een deel van het projectgebied geselecteerd voor een preventieve, vlakdekkende opgraving.
Rekening houdend met een efficiënt grondverzet werd het terrein verdeeld in twee werkputten. De werkputten hadden een oppervlakte van respectievelijk 1138 m2 (WP1) en 1143 m2 (WP2). Het eerste opgravingsvlak werd aangelegd, juist onder het akkerdek. De omvang van de akkers uit de ontginningsfase werd in een eerste vlak geregistreerd. Daarna werd plaatselijk een tweede vlak aangelegd. De vulling van de ontginningslagen werd volledig uitgehaald, zodat geen diepere sporen verborgen bleven.
Verspreid over het terrein werden 16 profielen geregistreerd.
Alle vondsten aangetroffen tijdens de aanleg van het vlak en het couperen van de sporen werden ingezameld. Er vond tijdens het terreinwerk geen selectie van vondsten plaats.
Uit de aangetroffen waterput werden pollenstalen genomen met het oog op de reconstructie van het landschap. Daarnaast werden van de gebruikslagen van de waterput bulkmonsters genomen met het oog op het aantreffen van macroresten. Een eikel afkomstig van hetzelfde bulkstaal werd geselecteerd voor radiokoolstofdatering.
In totaal werden 347 sporen geregistreerd die behoren tot 287 vondstcomplexen. Daarvan werden er een 20-tal als natuurlijk geïnterpreteerd.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Fodio bvba