Het oorspronkelijke puttenplan werd slechts gedeeltelijk uitgevoerd. Aan de hand van de onderzoeksresultaten is besloten geweest om de meest noordelijke delen van het terrein niet verder te onderzoeken. In plaats daarvan is het onderzoeksterrein uitgebreid in het zuidoosten (buiten het afgebakende onderzoeksgebied). Dit om de vindplaats met middeleeuwse sporen (vindplaats 1) te kunnen begrenzen. Uiteindelijk is van de geplande ca. 0,54 ha op te graven zone ca. 0,39 ha onderzocht. Er werden zes werkputten aangelegd. Het vlak en de stort zijn met behulp van een metaaldetector onderzocht op de aanwezigheid van metaal.