Omwille van economische, logistieke en tijdsgebonden redenen diende de archeologische prospectie uitgevoerd te worden tijdens de afbraak van het rusthuis. Voorafgaand aan deze afbraak diende echter de teelaarde (of waar de aanwezigheid van teelaarde werd verondersteld, op basis van de vegetatie van gras) rondom rond het gebouw te worden verwijderd, zodat het afbraakpuin en de teelaarde niet met elkaar zouden worden vermengd. Ten noorden en oosten van het rusthuis was een gedeelte gras (niet verhard) aanwezig, waardoor besloten werd om in deze zones eerst een proefsleuf aan te leggen.
Tijdens de afbraak werden dan de proefsleuven in het noordelijke en noordoostelijke deel van het onderzoeksgebied aangelegd. Omwille van economische en tijdsgebonden redenen konden de bomen niet voorafgaand worden gerooid. Er werd dus gekozen voor een uitvoering waarbij op het tracé van de proefsleuven een aantal bomen werd gerooid, waarna de proefsleuf kon worden aangelegd. Dit zorgde voor een aanzienlijk verlaagd rendement van het archeologisch veldwerk.
De impact van de aanwezige bomen op het bestaande bodemarchief was nefast. Er was immers sprake van een slechte zichtbaarheid/leesbaarheid van de bodem, ten gevolge van de uitloging van de bodem rondom het wortelstelsel van de bomen.
Wat betreft de zone van de parking aan de Bonestraat, waar de resten van het voormalige klooster werden verwacht, bleek enerzijds dat één van de aanwezige bomen diende te worden behouden (als aanvulling op de reeds te behouden treurwilgen) en anderzijds dat het trekken van proefsleuven doorheen de bestaande toegangswegen (1 in het noorden, 2 in het zuiden) van het terrein tijdens de lopende bouwwerf, logistiek niet verantwoord was.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: HEMBYSE