Naar aanleiding van de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding en een positief archeologisch vooronderzoek, vond binnen 5 geselecteerde zones van het lijntraject een vlakdekkende opgraving plaats. Dit onderzoek bracht sporen aan het licht uit de metaaltijden, Romeinse tijd en middeleeuwen.
Tijdens het onderzoek zijn acht werkputten aangelegd met een totale oppervlakte van ca. 5.400 m2. Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten in vakken van 5 bij 5 m verzameld. Vondsten zijn per spoor of per vulling verzameld, waarbij diverse omvangrijke sporen ook nog in segmenten zijn ingedeeld. Een selectie van geschikte sporen is bemonsterd voor botanisch onderzoek en 14C-datering.
Voor het fysisch geografisch onderzoek zijn in de werkputten op regelmatige afstanden profielkolommen gedocumenteerd, in aanvulling op de profielen uit het vooronderzoek. Tussen zone 2 en 3 is een lengteprofiel over een beekzone aangelegd waarbij een diepte van ca 1,5m is aangehouden conform de geplande werken. Waar de veenlaag nog dieper ging, is op regelmatige afstanden met handmatig gezette kolommen de onderzijde van deze laag vastgelegd.
Tijdens de opgraving zijn in totaal 661 sporen geregistreerd. Ze kunnen voornamelijk worden toegewezen aan twee perioden: de IJzertijd en de Middeleeuwen. Daarnaast zijn er nog enkele greppels opgetekend uit de Nieuwe tijd.
In totaal zijn 1596 vondsten geborgen tijdens de opgraving.
Uit een groot aantal sporen zijn monsters genomen voor botanisch of antracologisch onderzoek en/of een AMS 14C-datering. Ook zijn houtmonsters verzameld uit een waterput en de veenlaag.