Het landschappelijk bodemonderzoek toonde aan dat er een voldoende dikke buffer aanwezig was waardoor eventueel aanwezige archeologische resten niet bedreigd worden en er dus geen verder onderzoek noodzakelijk was. In zone 3 toonde het landschappelijk bodemonderzoek aan dat door een te hoge grondwatertafel en de afwezigheid van archeologische interessante lagen verder onderzoek niet noodzakelijk was. In zone 2 is tijdens het landschappelijk bodemonderzoek een Ap-Bt-C-bodemopbouw vastgesteld. De volgende stap was een verkennend archeologisch booronderzoek over de volledige zone. Er werden 38 boringen uitgevoerd. In het merendeel van de boringen is een Ap-Bt-C-bodemopbouw vastgesteld. Tijdens dit verkennend archeologisch booronderzoek werden geen steentijdresten aangetroffen. De volgende stap was een proefsleuvenonderzoek. Hierin werden verspreid over 5 proefsleuven en 4 kijkvensters slechts 5 sporen aangetroffen. 3 sporen bleken natuurlijk te zijn, 1 spoor is geïnterpreteerd als (sub)recent paalgat en een laatste spoor is geïnterpreteerd als kuil.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV