Bij graafwerken voor de aanleg van de fundering voor een nieuw appartementsgebouw waren verscheidene kuilen aangetroffen. In enkele hiervan was vondstmateriaal aanwezig. Na evaluatie ter plaatse door de verantwoordelijke archeoloog van het agentschap Onroerend Erfgoed werd in samenspraak met de zakelijkrechthouder beslist om de sporen te registreren. Er werd in totaal ca. 2823 m2 onderzocht.
Het terreinwerk en de rapportage van dit archeologisch onderzoek werd uitgevoerd door een team archeologen van BAAC Vlaanderen bvba, dat voor dit project werd aangesteld door het agentschap Onroerend Erfgoed. De volledige oppervlakte van het terrein was reeds tot verschillende niveaus afgegraven door de aannemer. Voor het grootste deel van het terrein werd beslist dit werkniveau als niveau voor het archeologisch vlak te nemen. Enkel in het noordoostelijke deel van het plangebied werd nog een zone van ca. 200 m2 met een minigraver afgegraven. Voor het noordelijke stuk van dit machinaal afgegraven vlak werd beslist nog een tweede archeologisch niveau aan te leggen. Het volledige vlak werd opgeschaafd (met uitzondering van een centrale zone die reeds tot een diepte van - 2 m was verstoord door de uitgevoerde werken) en de aangetroffen sporen werden geregistreerd (gefotografeerd, getekend en beschreven) en vervolgens gecoupeerd. Een aantal relevante sporen werd ook bemonsterd alvorens de tweede helft werd uitgehaald.