Het veldwerk betreft de archeologisch begeleiding van het uitgraven van de sleuven voor de leidingen van de verwarming en convectorbakken na het opbreken van de huidige vloer. Het onderzoek vond plaats van 14 t.e.m. 17 juni 2021.
De opgraving werd uitgevoerd in verschillende werkputten om een ruimtelijke spreiding van archeologische structuren en het vondstmateriaal te kunnen inzamelen en documenteren. Zo werden de sleuven en de convectorbakken afzonderlijk opgedeeld in 11 werkputten (WP1 t.e.m. WP11). De sleuven werden 30 cm of 60 cm breed aangelegd en tot op een diepte van 70 cm t.o.v. de huidige vloer. Enkel werkput 10 werd - op vraag van de architect - slechts tot op een diepte van ca. 30 cm aangelegd. De putten van de convectorbakken werden 2 op 1 meter uitgegraven en dit tot een diepte van 1 meter onder het huidig vloerniveau.
In zes van de elf putten zijn menselijke resten aangetroffen. Als gevolg van de beperkte omvang van de werkputten is er enkel los botmateriaal gerecupereerd welke bij eerdere graafwerkzaamheden vrijwel volledig uit anatomisch verband zijn geraakt. Alle menselijke resten zijn onderzocht (voor zover mogelijk) op geslacht, leeftijd bij overlijden, lichaamslengte en ziekteverschijnselen. Daarnaast is het minimum aantal individuen vastgesteld (MAI) omdat er nog slechts kleine fragmenten van de verschillende individuen zijn aangetroffen.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARCHEBO bvba