Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling en een positief vooronderzoek, vond binnen het plangebied een archeologische opgraving plaats.
De opgravingszone werd ingedeeld in zes werkputten. Alle sporen, 204 in totaal, kregen een uniek nummer, werden beschreven en geregistreerd via foto’s en opmetingen. Er werden tijdens het onderzoek 197 inventarisnummers uitgedeeld aan vondstmateriaal. Daarnaast werden nog 81 inventarisnummers uitgedeeld aan stalen, waaronder pollenmonsters, grondstalen, houtskoolmonsters, verband bot en enkele menselijke tanden. Er werden vier profielen geplaatst om de bodemopbouw te omschrijven. Het archeologische vlak werd aangelegd op één archeologisch niveau, meer bepaald het niveau van de C-horizont. Plaatselijk waren de sporen reeds waarneembaar op de overgang van de Ap2/B-horizont naar de C-horizont.
Het paleo-ecologisch onderzoek (palynologie en macrorestenonderzoek) werd uitgevoerd door Luc Allemeersch en Annelies Storme (GATE bvba), de 14C-dateringen werden uitgevoerd door Mathieu Boudin (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium) en de houtskool uit verschillende ovenstructuren werd anthracologisch bestudeerd door Jelte van der Laan (Cambium Botany). Daarnaast werd het aangetroffen menselijk tandenmateriaal voorgelegd aan Dr. Barbara Veselka en Dr. Christophe Snoeck (VUB). Het aardewerk werd bestudeerd en getekend door Vince Van Thienen (UGent) en de ijzeren dissel werd geconserveerd door Johan Van Cauter (Erfpunt).