Gezien de beperkte omvang van de opgravingszone werd in één opgravingsput gewerkt. Het opgravingsvlak (vlak 1) bevond zich net onder de teelaarde of net onder een dunne B(s)-horizont. Gemiddeld was dit 60 -75 cm onder het huidige maaiveld. Enkel bij het onderzoeken van waterkuil WA01 werd lokaal een tweede opgravingsvlak aangelegd om de resten van een houten bekisting in vlak op te meten alvorens deze verder te couperen. Ter hoogte van een laat-/postmiddeleeuwse perceel gracht (GR03) werd het vlak een stuk dieper aangelegd om de begrenzing duidelijk te bekijken.
De detectie naar metaalvondsten is gebeurd met een metaaldetector (Laser Rapier II) waarbij de metaalsoort gediscrimineerd kon worden. Het projectgebied werd gescand na het aanleggen van het opgravingsvlak, en bij het verdiepen en couperen van sporen werd opnieuw metaaldetectie uitgevoerd. Gedetecteerde metaalvondsten werden steeds driedimensionaal ingemeten (met X-, Y- en Z-coördinaten).
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Raap België bvba