Beide vindplaatsen (site 1 en site 2) zijn opgegraven volgens de vooropgestelde kwadratenmethode. Het tracé van de toekomstige riolering (met een breedte van 1 m) werd opgedeeld in vakken (kwadraten) met zijden van 0,5 m. Elk kwadraat kreeg een uniek nummer en werd opgegraven in lagen met een dikte van 5 cm (vak = werkeenheid). Per site zijn de bodemkundige waarnemingen geregistreerd in wandprofielen.
Het vrijgekomen sediment werd per vak op het terrein zelf nat uitgezeefd op zeven met maaswijdtes van 2 mm. De gedroogde zeefresidu’s zijn uitgesplitst door ervaringsdeskundigen m.b.t. steentijdarcheologie, waarbij de aangetroffen materiaalcategorieën per vak (= werkeenheid) zijn gedetermineerd en geteld. De gegevens zijn opgenomen in een Excel spreadsheet en verwerkt met behulp van GIS-software.
Door het feit dat de werkputten i.f.v. de aanleg van de 1 m brede persleiding breder waren uitgegraven dan initieel voorzien (ca. 5 m breed bij site 1 en ca. 2 m breed bij site 2) kon de opgraving langs weerszijden van de eigenlijke “rioolsleuf” worden uitgebreid ter hoogte van kwadraten met een positief resultaat. Gelet op de relatief grote omvang van de werfzone ter hoogte van site 1 zijn ook geïsoleerde testkwadraten aangelegd langs de noordelijke lange profielwand van de werkput.
De oostelijke en westelijke begrenzingen van beide vindplaatsen worden gevormd door komgronden (afzettingen van zware leem, klei en veen). Deze afzettingen met zware sedimenttextuur bleken na een grondige controle niet te zijn geassocieerd met artefactenvindplaatsen uit de steentijd. De plaatsing van de werkputten (kwadraten) beperkte zich dan ook tot de zandopduikingen (donken) waar bewoning en activiteiten tijdens de steentijd en latere perioden hebben plaatsgevonden.
De focus van het veldwerk was gericht op de registratie van artefactenvindplaatsen uit de steentijd, wat resulteerde in een assemblage van 3489 artefacten die zijn vervaardigd in diverse vuursteen- en kwartsietsoorten. De aangewende zeeftechniek voor het recupereren van het vondstmateriaal maakte de inzameling mogelijk van alle artefacten die groter waren dan 0,2 cm. Het wegfilteren van alle artefacten met een max. lengte van minder dan 1,0 cm (vnl. chips) in de assemblage resulteert in een totaal van 722 stuks. Datawinst met betrekking tot chronotypologie en lithische technologie dient vooral te worden gezocht in deze groep van grotere artefacten.