In overleg met de aannemer werd afgesproken dat er tijdens de werken in elke zone een werkput zou worden uitgezet. Om zo meer proactief te kunnen werken tijdens de werken. Het uitgraven van de werkputten gebeurde onder toezicht van de archeologen waardoor er een vlakregistratie kon gebeuren indien nodig. Na de uitgraving werden de lagen in de profielen geëvalueerd en eventueel geregistreerd. De werkputten gaven derhalve inzicht in de verdere aanpak van de werfbegeleiding.
De afgraving gebeurde met een graafmachine van 5 ton met platte bak van 2 meter breed. De foto’s zijn genomen met een Pentax K-50. De vondsten zijn per laag gerecupereerd en in vondstenzakjes gestoken. Deze werden vervolgens onmiddellijk voorzien van een uniek volgnummer (= vondstnummer). Het digitaal inmeten van de sporen en het bepalen van de hoogte van het terrein en de afgegraven niveaus (in TAW) werden gedaan met een totaal station (Trimble R6 GNSS). De registratie van de archeologische sporen gebeurde met een tablet met een Filemaker 15 go app.
Bij de verwerking van de opgravingsgegevens worden alle spoorbeschrijvingen, plannen, foto’s,vondstbeschrijvingen en –behandelingen ingevoerd in de SOLVA-Archeologiedatabank.1 Alle vondsten zijn gewassen, gedroogd, geteld en ingevoerd in de SOLVA-Archeologiedatabank. De terreinfoto’s zijn uitgeselecteerd en eveneens opgeladen in de SOLVA-Archeologiedatabank.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: SOLVA