De opgraving werd uitgevoerd in het voorjaar van 2018 door middel van 6 parallelle werkputten (WP). De aangetroffen bodemsporen werden opgeschaafd, gefotografeerd en beschreven. Deze werden vervolgens gecoupeerd om de diepte, aard en bewaringstoestand te achterhalen. Van bepaalde sporen werd het aangetroffen houtskool ingezameld en/of werden stalen genomen om deze te onderzoeken op de aanwezigheid van macroresten. De sporen werden bijkomend met een metaaldetector onderzocht op de aanwezigheid van metalen voorwerpen.
Artefacten werden per spoor en eventueel per laag ingezameld. Structuren werden, voor zover ze reeds op het terrein herkend werden, ook als zodanig gefotografeerd. Overzichtsfoto’s van het vlak werden ook genomen met behulp van een GoPro.
Bij het opgraven van de waterput is rekening gehouden met de hoge grondwaterstand. Nadat alle sporen in de zone rondom de waterput volledig waren onderzocht, werd er een bronbemaling geplaatst om de ondergrond droog te zuigen. Van de aangetroffen waterput werden bulkstalen genomen van de schachtvulling, alsook pollenstalen en een deel van het hout werd bemonsterd.
De contouren van de werkputten, de locatie van de profielputten, de sporen, de verstoringen en de maaiveldhoogtes werden ingemeten met behulp van een iSpace (Fig. 1.30), aangevuld met een GPS.
In totaal werd een oppervlakte van 17 200 m² onderzocht. Dit betreft niet het volledige projectgebied (ca. 19 882 m2). De verstoorde en/of vervuilde zones konden niet worden opgegraven. Vooral het aanwezige puin afkomstig van opgebroken verhardingen en gewapend beton belemmerde de aanleg van de werkputten in deze zones. Ter hoogte van de omvangrijke verstoring in het zuidwesten vormde de aanwezigheid van o.a. koolwaterstoffen een gezondheidsrisico. Het gaat namelijk om een redelijk zware tot zeer zware vervuiling. Het niet onderzoeken van deze gekende stortplaats was reeds op voorhand overeengekomen met Agentschap Onroerend Erfgoed.