Binnen het plangebied worden de proefputten aangelegd in één onderzoeksfase. In totaal is de zone van de Rusthuiskapel ca. 325 m² groot. Er werd licht afgeweken van het oorspronkelijke plan. Het kleine putje ter hoogte van de twee schepen werd niet uitgevoerd, aangezien zich hier een bestaand luchtkanaal bevond. De overige putten werden wel uitgevoerd, doch met ietwat andere omvang. De meest zuidelijke put werd licht naar het oosten verplaatst omwille van praktische redenen. WP 1 heeft een oppervlakte van 2 m², WP 2 van 4 m² (100 x 400 cm) en WP 3 van 0,75 m² (ca. 60 x 120 cm).
Dit onderzoek werd in één fase worden uitgevoerd. De proefputten zijn verspreid over de Rusthuiskapel verdeeld zodanig een duidelijk beeld verkregen kan worden waar de vroegere bebouwing zich net heeft gesitueerd. Eén put situeert zich tevens ter hoogte van de fundering, in functie van de onderschoeiingswerken, welke dieper reiken dan de vloerverwarming (vermoedelijk tot -80 cm, vorstvrije diepte). Deze put kan op deze manier volledig archeologisch geregistreerd worden én een idee geven van eventueel aanwezige archeologische resten. Hierbij wordt tevens een archeologische buffer van -20 cm gerekend. De overige proefputten dienen verticaal beperkt te worden tot de maximale diepte van de geplande werken plus een archeologische buffer van -20 cm, wat neerkomt op -60 cm. Hierdoor kan de mogelijke complexe stratigrafie onderzocht worden op verscheidene locaties binnen de kapel.
Daarnaast werd er nagegaan worden in hoeverre de bestaande vloerniveaus de eventuele vroegere muurresten, vloerresten en/of sporen verstoord hebben.
De aanleg van de proefputten gebeurde volledig manueel om zodoende de te recupereren vloertegels en het beschermd monument niet te beschadigen. Indien meerdere opgravingsvlakken worden aangelegd, wordt het bovenliggende vlak steeds volledig afgewerkt vooraleer er verdiept wordt. De vlakken worden steeds gelinkt aan de putwandprofielen. Ook alle verdiepingen gebeuren handmatig.
De putwanden van proefputten werden grondig bekeken om aan te geven op welke niveaus er tijdens een eventuele opgraving opgravingsvlakken moeten worden aangelegd. Hierbij worden er telkens vier bodemprofielen aangelegd waarbij deze ingetekend en digitaal geregistreerd worden. Essentieel is dat er een gedegen inzicht ontstaat in de stratigrafische opbouw van het terrein.
Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Indar