In totaal werden er vier werkputten aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van circa 621 m². Daar de sporen zich bevonden op een diepte van circa 2,7 m-mv werd omwille van de veiligheid geprobeerd vertrapt te werken en werd toch enige afstand van de grenzen van het plangebied gehanteerd. Zeker naar het oosten toe, waar de gebouwen in niet al te beste staat waren, werden toch enkele meters voorzien als buffer.
In het programma van maatregelen stond dat maatregelen tegen overlast van regen- of grondwater genomen moeten worden, die tegelijk niet schadelijk zijn voor het bodemarchief. Indien de volledige contouren van het plangebied dienden onderzocht te worden moest in dit programma van maatregelen al meteen geadviseerd worden om te werken met secanspalen of iets dergelijks om de veiligheid van de omgeving te garanderen. Daar het vlak werd verwacht op 70 cm-mv leek dit niet nodig. Dit bleek echter een grote inschattingsfout te zijn. Een vlak van 2 m dieper brengt heel wat extra risico’s met zich mee waarop de onderzoekers in het veld à la minute hebben moeten improviseren.
Pollen en macroresten uit drie tonputten en een kuil van de site Zoutleeuw-Beekstraat werden onderzocht. Na waardering zijn de pollenstalen uit twee tonputten en de macrorestenstalen uit dezelfde twee tonputten en een kuil geselecteerd voor analyse.