Aanleiding van de opgraving was een nieuwbouwproject langs de Leuvenstraat, waarbij een appartementsgebouw met vijf verdiepingen werd gebouwd. Op het gelijkvloers zouden twee kantoorruimten en bijbehorende ondergrondse parking worden gebouwd en rondom het gebouw werden verhardingen voorzien.
Het onderzoeksgebied bestond uit één grote werkput, waarrond reeds vóór de start van de werken een secanspalenwand werd geplaatst. Dit zorgde ervoor dat de bodem hier over een breedte van circa 1,5 m al verstoord was tot op ongeveer 7 m diepte. Het onderzoek werd uitgevoerd in twee werkputten, een noordelijke (werkput 1) en een zuidelijke (werkput 2). Werkput 1 werd aangelegd in drie vlakken en werkput 2 in twee vlakken. Omdat de bodem er uit één grote ophoging bestond waarin geen grondsporen herkend konden worden, werd er onmiddellijk overgegaan van vlak 1 naar vlak 2 (moederbodem). Om de put in en uit de rijden werd een talud aangelegd. Gezien deze bij de aansluitende bouwwerken nog noodzakelijk was, werd deze niet onderzocht. Uit de tot dan toe gekende informatie zou deze zone vermoedelijk niet tot extra kenniswinst leiden, waardoor beslist werd deze niet verder te onderzoeken.
Auteurs: Beldé, Griet Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV