Tijdens het onderzoek zijn in het onderzoeksgebied 12 werkputten aangelegd met een totale oppervlakte van 18.027 m2 (in vlak 1). Werkputten 1 t/m 11 zijn aangelegd in de zone die geselecteerd werd voor het vlakdekkend onderzoek. N.B.: werkput 12 ligt daarbuiten. Na het aantreffen van een sporencluster in werkput 11 waarin een gedeelte van een gebouwplattegrond werd vermoed, is met de opdrachtgever contact gezocht en werd een voorstel ingediend voor een kleine uitbreiding aan de zuidoostkant, in het deel van het plangebied dat reeds was vrijgegeven. De opdrachtgever gaf hiervoor akkoord.
Het archeologische vlak is onder begeleiding van de veldwerkleider machinaal aangelegd door een kraan op rupsbanden met een gladde bak met een breedte van 2 m. Het vlak werd aangelegd in de B-horizont of de top van de C-horizont. Lokaal zijn enkele tweede vlakken aangelegd. Tijdens de aanleg van het vlak zijn vondsten in vakken van 5 bij 5 m verzameld. Vuursteen- en metaalvondsten zijn als puntvondst ingemeten.
Waar nodig is het vlak manueel opgeschaafd om de leesbaarheid te bevorderen. De sporen zijn meteen ingekrast en voorzien van een spoornummer. Vervolgens zijn het vlak en de sporen digitaal ingemeten en beschreven met behulp van een GPS. Daarnaast zijn op regelmatige afstanden vlak- en maaiveldhoogtes ingemeten.
De aangetroffen grondsporen zijn met de hand gecoupeerd. Diepere en omvangrijke sporen zijn machinaal gecoupeerd, laagsgewijs, onder begeleiding van de veldwerkleider. Alle antropogene sporen zijn gefotografeerd, ingetekend (schaal 1:20) en beschreven. Het restant van de gecoupeerde sporen is vervolgens al schavend afgewerkt. Vondsten zijn per spoor of per vulling verzameld. Een selectie van geschikte sporen is bemonsterd voor botanisch onderzoek en ten behoeve van een eventuele 14C-datering.
De houten constructies van de aangetroffen waterputten zijn bemonsterd voor specialistisch houtonderzoek en dendrochronologisch onderzoek.
Voor het fysisch geografisch onderzoek zijn in de werkputten op regelmatige afstanden profielkolommen gedocumenteerd, in aanvulling op de profielen uit het vooronderzoek. De meeste kolommen bevinden zich op de korte zijden van de werkputten, aan de oost- en westzijde. Daarnaast zijn aan de noordrand van het plangebied meerdere profielen gedocumenteerd en werden bij het documenteren van enkele greppeldoorsneden langsheen het profiel ook de natuurlijke bodemhorizonten naast het betreffende spoor geregistreerd. Op deze manier werd de bodemopbouw in het plangebied grondig en ruimschoots gedocumenteerd. De kolommen zijn handmatig opgeschaafd en vervolgens ingekrast. De lithologische lagen zijn gedocumenteerd, alsook de archeologisch relevante lagen zoals vegetatiehorizonten, cultuurlagen en sporen. Deze zijn beschreven op textuur, kleur en bodemkundige verschijningen en gecontroleerd door een aardkundige.