Het vlakdekkend archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd conform de Code van Goede Praktijk versie 3.0. Het opgravingsvlak werd aangelegd met behulp van een kraan op rupsbanden van 25,5 ton met een gladde graafbak met een breedte van 2.0 m. Van alle opgravingsvlakken werden overzichtsfoto’s gemaakt. De metaaldetectie is gebeurd met een non-motion metaaldetector van het type C.scope-1220-XD met een zoekschijf van 25 cm. Er is niet afgeweken van het voorgestelde programma van maatregelen. Wel is op bepaalde locaties lichtjes afgeweken van het voorgesteld plangebied, door een fout in de uitzet van het plangebied. Er zijn in totaal zeven werkputten aangelegd. Werkputten 1 t/m 4 hebben een NNW-ZZO oriëntatie. Werkputten 5 t/m 7 hebben een WNW – OZO oriëntatie. De werkputten zijn 14 tot 19 meter breed, met uitzondering van werkput 1. Ter hoogte van werkput 1 is er circa 1,5 meter afstand gehouden van de perceelsgrens die de grens vormt van de achtertuinen van de woningen langs het Zonneveld. In een aantal werkputten werd een tweede vlak aangelegd. Dit ter controle, aangezien op bepaalde zones de bodem moeilijk leesbaar was door de vele boomvallen. Van elke in het veld herkende structuur werd minimaal één staal (tot max. 10 liter) genomen van een paalkern of paalkuil (indien er geen paalkern zichtbaar was). Verder zijn sporen met een veelbelovende inhoud bemonsterd. Bij een aantal structuren is besloten om alle tot de structuur behorende sporen te bemonsteren. Deze stalen werden gebruikt voor een radiokoolstofdatering, een OSL datering en voor archeobotanisch onderzoek.