Het onderzoek had als doel de archeologische waarden van de Hoeve Ter Scotelaere vast te stellen. Hierbij werd er gewerkt met proefsleuven. De breedte en de lengte van de proefsleuven en -putten was in sterke mate afhankelijk van de beschikbare oppervlakte enerzijds en de doelstelling om het vernielen van archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te vermijden anderzijds. De sleuven werden uitzonderlijk tot tegen de muren aangelegd. Gelet op de eigenheid van dit onderzoek en de site in het bijzonder betekende dit ook dat er geen 10% van het volledige onderzoeksgebied onderzocht kon worden. Wel bleef de mogelijkheid behouden om, indien noodzakelijk voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen, dwarssleuven of kijkvensters aan te leggen, of het tracé van de sleuven aan te passen. Indien noodzakelijk werd uitbreiding mogelijk geacht, zolang dit de stabiliteit van de gebouwen en de beschikbare ruimte binnen de gebouwen niet in gedrang bracht. De verschillende vertrekken in zowel de stal, de woning als de schuur waren beperkt in omvang en toegankelijkheid. Voor het werken in deze vertrekken werd een minigraver 1t ingezet, voor de sleuven buiten de gebouwen werd een “binnendraaier” 5t ingezet. Aangezien ook een steentijdsite kon aangetroffen worden, werd een booronderzoek uitgevoerd.