Gezien de aard van de site vormde het aantreffen van explosieven een zeer groot risico. Om de veiligheid van het gravend personeel te kunnen garanderen werd de opgraving begeleid door een OCE-deskundige. Voorafgaand aan het onderzoek werd de te ontgraven zone machinaal gescreend. Vervolgens werden telkens 20 tot 30 gescreend door middel van een metaaldetector alvorens deze af te graven en dit tot het juiste archeologische vlak werd bereikt. Wanneer er een projectiel werd aangetroffen, werd deze benaderd door de OCE-deskundige en verwijderd van het opgravingsvlak. De munitie werd tijdelijk gestockeerd op een veilige locatie. Dagelijks werd er contact opgenomen met DOVO om de munitie op te halen.
In de uitvoeringsfase werd het plangebied opgedeeld in vier werkputten die opgegraven werden in vier fasen. Echter, voor het onderzoek ter hoogte van werkput 4 gestart kon werden werd er door de initiatiefnemer een regularisatie aangevraagd waarbij zij zouden afzien van de oorspronkelijke plannen. In de regularisatie deed men afstand van de wildwaterbaan en ging slechts een terras en ligweide aanleggen. Dit impliceerde dat de bodemverstoringen gereduceerd werd tot een bodemingreep van ca 50 cm onder het toenmalige maaiveld. Bijgevolg werden de archeologische relicten niet langer bedreigd en werd er een behoud in situ voor deze zone geadviseerd. Op 11/02/2019 werd er akte genomen van de archeologienota die in het kader van deze regularisatie werd opgesteld.