Werkput 1 kon niet verder worden doorgetrokken door de aanwezigheid van een brandkraan (brandweer) en een hoogspanningskabel. Werkput 2 stootte op de aanwezigheid van het bemalingskader en de te behouden bomen. Werkput 3 stootte dan weer op de aanwezigheid van het bemalingskader. Aan de oostelijke zijde van het bemalingskader werd, tegen de te behouden bomen, gestart met werkput 4. Al snel bleek ook hier een kabel aanwezig te zijn en een verstoring die klaarblijkelijk de aanlegsleuf van een waterleiding (in gebruik) was. De veldwerkleider had de aanzienlijke hoeveelheid snoeiafval laten verzetten, maar door de aanwezigheid van de kabels en leidingen werd proefsleuf 4 niet verder in oostelijke richting aangelegd. Werkput 5 tenslotte werd gestart dicht bij het bemalingskader, maar werd al snel gestaakt door de aanwezigheid van een kabel (hoogspanning) en de nabijheid van een waterleiding. Het risico om deze alsnog te raken was te groot. De verstoring van de bodem (cf. infra), de afwezigheid van een bewaard bodemprofiel, de aanvulling van het terrein met puinhoudende grond en de aanwezigheid van tertiair sediment op geringe diepte bleken voldoende om te stellen dat er geen archeologische site in deze zone aanwezig was. Alle werkputten vertoonden een vergelijkbare bodemopbouw. Door de afwezigheid van waardevolle archeologische sporen en structuren binnen de afgebakende onderzoekszones werd het uitgevoerde proefsleuven- en proefputtenplan door de veldwerkleider dus als voldoende beschouwd. Er waren geen afwijkingen op de CGP noodzakelijk.
Auteurs: Pieters, Hadewijch; De Smaele, Bart
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: HEMBYSE
Bron: S.N. 2024: Aartrijke, Aartrijksestraat 77, Verslag van Resultaten.
Type: nota (archeologieportaal)
Datum: