Het vlak werd aangelegd onder permanente begeleiding van een erkend archeoloog met behulp van een 22-tons graafmachine met gladde kraanbak van 2 m breed. Hierbij werden werkputten met een breedte van 20m aangelegd. De werkputten hebben een noordoost-zuidwest oriëntatie. Er is gekozen voor deze methode omdat het niet mogelijk was om grond af te voeren. De werkputten dienden na het uitvoeren van het
archeologisch onderzoek terug gedicht te worden volgens de originele bodemopbouw.
Door twee stroken van 10 m langs elkaar aan te leggen en de grond aan weerszijden te stockeren, werden er in totaal 11 werkputten met een breedte van 20 m aangelegd. Omwille van de stockage van de uitgegraven grond, werd er steeds een werkput overgeslagen, waar later dan werd naar teruggekeerd.
Het opgravingsteam bestond uit twee ploegen, waarbij één ploeg instond voor de aanleg en registratie (fotograferen en inmeten met de GPS) van het opgravingsvlak; en het andere team voor de registratie van de sporen in een reeds opengelegde werkput (couperen en uithalen van sporen).
Na de volledige afwerking van een werkput werd deze gedicht. Door de trapeziumvorm van het terrein hebben de werkputten in het westen een iets andere vorm.
In tegenstelling tot wat in het programma van maatregelen werd aangehaald, zijn er wel enkele bomen die bewaard blijven. Voor aanvang van het archeologisch onderzoek werd door de opdrachtgever een opmetingsplan aangeleverd waarop de te behouden bomen aangeduid staan. Om de wortels niet te beschadigen, werd de kruinprojectie van de bomen vermeden. Hierdoor konden drie zones niet worden opgegraven. Het gaat over de zone ten noordoosten van werkput 3, ten zuidwesten van werkputten 2 en 5 en de zone tussen werkputten 4 en 7.
De registratie werd uitgevoerd volgens de bepalingen uit het Programma van Maatregelen van de nota waarvan akte werd genomen en de Code van Goede Praktijk versie 4.0. Wat de registratie van de aangetroffen sporen betreft, werden individueel en doorlopend spoornummers toegewezen.
De sporen werden manueel opgeschoond in het vlak, digitaal gefotografeerd, ingemeten en beschreven in een hiervoor aangepast (digitaal) spoorformulier. De coupes op de sporen werden ingemeten, digitaal gefotografeerd, analoog ingetekend op schaal 1:20 en beschreven. Alle relevante bodemkundige en archeologische profielen (waarvan er minstens in iedere werkput één werd geplaatst) werden opgeschoond, digitaal gefotografeerd, analoog ingetekend op schaal 1:20 en in detail beschreven.
Alle aangetroffen artefacten die tijdens het onderzoek aan het licht kwamen, werden onmiddellijk ingezameld en ingepakt, voorzien van een
identificatielabel met daarop de vereiste gegevens. Hetzelfde geldt voor de monsters die genomen werden.
De vondsten werden na het terreinwerk gewassen, voorzien van een inventarisnummer en aan een eerste, korte visuele interpretatie onderworpen met het oog op het toewijzen van een ruime datering. In een later stadium werden de vondsten beschreven in een hiervoor aangepast vondstenformulier en getekend.
Om de bodemkundige en stratigrafische opbouw van het volledige onderzoeksgebied te kunnen evalueren werden in totaal 16 profielputten geplaatst.
De aangetroffen skeletten werden aan een fysisch antropologisch assessment onderworpen. Het aardewerk, de pijpjes, het metaal, de bakstenen en het dierenbeen werden onderzocht en beschreven.
Auteurs: Broeckmans, Daan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV
Bron: Broeckmans D., C. Holstein, A. Juchtmans & S. Milis 2023: Archeologische opgraving t.h.v. de Fabriekstraat te Sint-Truiden (prov. Limburg), Aartselaar.
Type: eindverslag (archeologieportaal)
Datum:
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Opgraving Fabriekstraat [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1081076 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.