Gebeurtenis

Opgraving Bosstraat

materiaalstudie, radiokoolstofdatering, metaaldetectie, archeologische opgravingen
ID
1081734
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1081734

Beschrijving

Indien er aanwijzing waren dat de archeologische sporen zich verder uitbreidden buiten deze zone, diende de resterende zone van 3000 m2 opgegraven te worden via de dambordmethode. Gezien de archeologische site zich inderdaad verder uitstrekte werd werkput 1 in noordoostelijke uitgebreid tot aan de centrale gracht die op het terrein aanwezig is (1280 m2). In zuidelijke en oostelijke richting kwamen geen sporen meer voor en kon de site begrensd worden. Ook na deze uitbreiding bleken er nog steeds sporen voor te komen, voornamelijk in de noordelijke helft, waardoor een tweede werkput werd aangelegd ten noorden van de gracht. Zijlings langs deze centrale gracht werd een buffer van 0,5 - 1 m niet afgegraven, gezien het debiet van de gracht hoger lag dan het aangelegde vlak.

Na aanleg van werkputten 2 en 3, met respectievelijk een oppervlakte van 836 m2 en 190 m2, bleek de site zich in oostelijke richting te begrenzen en werd er niet verder in deze richting aangelegd. In overleg met de opdrachtgever werd beslist om het onderzoeksgebied in noordwestelijke richting uit te breidden tot aan de Bosstraat omdat de site in deze richting nog niet begrensd was. Dit gebeurde met de aanleg van werkput 4 (437 m2) en werkput 5 (307 m2). Deze zone was in de nota met ID 16252 eerder al vrijgegeven, maar op basis van de nieuwe inzichten bleek het zinvol en nuttig om ook dit stuk te onderzoeken.
In overleg met de opdrachtgever en erfgoedconsulente werd beslist om de zone ten noordoosten van werkputten 2, 3 en 4 niet verder aan te leggen wegens de diepte van het vlak en de veiligheidsperimeters die hiermee gepaard gaan. Daarnaast kon voor de archeologische sporen in deze strook een in situ behoud gerealiseerd worden gezien ze buiten het bouwkader van het rioolwaterzuiveringsstation gelegen waren in een zone die als buffer opgehoogd zou worden.

In totaal werd er 3050 m2 vlakdekkend opgegraven, waarvan 744 m2 buiten het oorspronkelijk voorziene onderzoeksgebied. De opgraving werd uitgevoerd volgens de strategie, de methoden en de technieken die werden beschreven in het programma van maatregelen van de nota (ID 16252).

De diepte van het vlak werd tijdens het vooronderzoek vastgesteld tussen de 50 tot 65 cm onder het maaiveld, voornamelijk op basis van de sporen aangetroffen in kijkvenster 1. Bij de aanleg van werkput 1 bleek er zich echter een bijkomende archeologische laag te bevinden die tijdens het proefsleuvenonderzoek verkeerdelijk als een verstoring dan wel als een B-horizont werd geïnterpreteerd. Het archeologisch vlak werd tijdens de
opgraving bijgevolg aangelegd op een diepte tussen 1,3 en 2,6 m onder het maaiveld. Ter hoogte van enkele diepere sporen werd lokaal een tweede vlak aangelegd ter registratie.

Het opgravingsvlak werd aangelegd met een rupskraan van 21 ton kraan voorzien van een platte bak van 1,80 m breed. Het archeologisch team volgende de kraan hierbij al schavend op. Het aangelegde vlak werd integraal manueel opgeschoond en digitaal ingetekend. Van de opgravingsvlakken werden aansluitende overzichtsfoto’s gemaakt. Daarnaast werden er ook een aantal foto’s met een drone gemaakt.

Door het registreren van vijftien bodemprofielen aan de rand van de werkputten kon een beeld gevormd worden van de algemene bodemopbouw.

Er kwamen gedurende het onderzoek 281 nieuwe sporen aan het licht. In totaal werden er evenwel 330 spoornummers uitgeschreven, verder nummerend vanaf het laatst uitgeschreven spoornummer van het proefsleuvenonderzoek.15 De sporen die tijdens het proefsleuvenonderzoek werden aangetroffen, werden - voor zover nog bewaard – in het veldwerk mee opgenomen en behielden hetzelfde spoornummer.

Alle sporen werden met de hand gecoupeerd. Er werd bij het couperen getracht zoveel mogelijk dezelfde couperichting aan te houden. Ter hoogte van twaalf sporen, waarvan het merendeel hutkommen, werd na een eerste coupe een tweede vlak aangelegd ter hoogte van de onderkant van deze sporen. Ook de sporen die in dit vlak aangetroffen werden, werden geregistreerd conform de CGP.

Van alle sporen werd na registratie en na eventuele staalname de tweede helft opgegraven. Ook dit gebeurde voor alle sporen manueel.

Tijdens het vooronderzoek werden tweeëntwintig sporen (S1-22) aangetroffen waarvan zeventien binnen het huidige onderzoeksgebied (S4-8 lagen buiten het onderzoeksgebied). Enkel spoor S21 werd niet opnieuw aangetroffen tijdens de opgraving. Er werden 234 vondstnummers uitgeschreven waarvan er na verwerking zeven nummers wegvielen. 166 nummers hebben betrekking op archeologisch vondstmateriaal zoals aardewerk, bouwkeramiek, steen, dierlijk bot, glas en slakken. Deze vondsten werden met de hand ingezameld. Waar nodig gebeurde dit per laag.

61 vondstnummers hebben betrekking op stalen. Het betreft hierbij zeefstalen genomen van interessante contexten zoals de hutkommen of lagen met verbrand materiaal.

Verder werden ook verschillende stalen genomen voor 14C-stalen, micromorfologie of pollenanalyse.

Het vlak en ieder spoor werd met de metaaldetector geprospecteerd. Ook de storthopen van de opgraving werden met een metaaldetector onderzocht. Er werd een metaaldetector gebruikt die het volledige spectrum aan archeologische metalen kan detecteren (Garrett ACE400i).

Auteurs: Reygel, Patrick
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARON bvba

Bronnen

Bron: Reygel P. 2023: ARON rapport 1304 – Eindverslag – Gingelom, Bosstraat. Opgraving naar aanleiding van de bouw van een waterzuiveringsstation, Bilzen.
Type: eindverslag (archeologieportaal)
Datum:

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Opgraving Bosstraat [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1081734 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.