De opgravingszone werd aangelegd in een enkele werkput. Het archeologisch vlak werd aangelegd op één niveau, meer bepaald op het niveau van de C-horizont. De C-horizont bevond zich op ca. 30 à 75cm onder het huidige maaiveldniveau. Er vond een onderzoek met een metaaldetector plaats.
Langs het zuiden en noordoosten werd een bufferzone aangehouden teneinde de naburige woningen, omheiningen en beplantingen niet te beschadigen. In het oosten werd de advieszone omwille van stabiliteitsredenen ietwat verkleind gezien de bouwwerken hier binnen afzienbare tijd zullen starten en er reeds een bronbemaling werd geïnstalleerd. Daarnaast werd in het oosten ook een buffer aangehouden ten opzichte van de bestaande bebouwing die behouden blijft in de geplande werken. Het archeologisch vlak werd opgeschoond. Tijdens de opgraving werden in totaal 12 inventarisnummers uitgedeeld aan stalen, waaronder twee grondstalen, een pollenmonster, twee monsters verbrand bot en zeven houtskoolmonsters. de grondstalen en het pollenmonster, afkomstig uit spoor S1, werden niet verder onderzocht. Het botmateriaal werd geselecteerd voor fysisch antropologisch onderzoek. De ingezamelde houtskoolstalen en botstalen kunnen verder aangewend worden om het funeraire monument beter te plaatsen in de tijd. In eerste instantie werd gekozen om twee stalen uit kringgreppel S1 te onderwerpen aan 14C-datering. Het gaat om een houtskoolstaal en om een fragment verbrand menselijk botmateriaal.
Alle sporen, 57 in totaal, kregen een uniek nummer, werden beschreven en geregistreerd via foto’s en opmetingen. De grondsporen werden hiernaast ook gecoupeerd en onderzocht. Alle aangetroffen vondsten werden ingezameld en voorzien van een vondstenkaartje.