De opgraving werd gefaseerd uitgevoerd waarbij twee zones werden onderzocht. De meest intensieve zone situeerde zich aan het Scharniergebouw en werd als werkput 1 geregistreerd. De uitvoering ter hoogte van werkput 1 verliep gefaseerd aangezien het niet mogelijk was de volledige zone in één beweging op de nodige diepte te brengen. Dit omwille van technische beperkingen en veiligheidsredenen. De opgravingsvlakken werden aangelegd met behulp van rupskranen met een gladde graafbak. Van alle vlakken werden overzichtsfoto's gemaakt en alle sporen werden ingetekend. De opgravingsvlakken werden gedetecteerd met een metaaldetector. De menselijke overblijfselen die werden aangetroffen zijn onderworpen aan een beperkt fysisch antropologisch assessment en indien mogelijk een uitgebreidere analyse. Tijdens het veldwerk werden diverse stalen genomen in het kader van natuurwetenschappelijk onderzoek. Zo werd een koolstofdatering uitgevoerd op het aangetroffen botmateriaal, een micromorfologisch onderzoek op de grote kuilen en verder ook een macro-restenanalyse op drie kuilen. De stalen en het vondstenensemble zijn nadien ter deponering aangeboden bij het erfgoeddepot van de Stad Gent.