Om een zicht te krijgen op de eventuele aanwezigheid van archeologische sporen zijn binnen het onderzoeksgebied in totaal 10 proefsleuven aangelegd met een onderlinge tussenafstand van maximaal 15 meter en een breedte van 2m. De oriëntatie is hoofdzakelijk noordwest-zuidoost. Het oorspronkelijke sleuvenplan, zoals besproken op de startvergadering kon niet steeds gevolgd worden gezien de aanwezigheid van bomen. Een graafmachine legde de sleuven machinaal aan en dit onder begeleiding van een archeoloog. Om inzicht te verwerven in de functie van sommige sporen en hun ruimtelijke en chronologische samenhang zijn de sleuven soms lokaal uitgebreid. De sleuven zijn afgegraven tot op de moederbodem. De sporen zijn manueel opgeschaafd en gedocumenteerd. Op regelmatige afstanden en indien er geen archeologische sporen aanwezig zijn, zijn profielputten aangelegd om een beter beeld te krijgen van de bodemopbouw. Er zijn geen stalen genomen.
Bron: PEDE, R. e.a. 2016: Baardegem De Faluintjes Archeologisch vooronderzoek, Archeologie-Rapport 49, Erpe-Mere. Type: literatuur Datum:
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Archeologische opgraving WZC De Faluintjes [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1082155 (geraadpleegd op ).