Gebeurtenis

Archeologische opgraving Tichelrij-Thaborstraat

palynologisch onderzoek, natuurwetenschappelijk onderzoek, metaaldetectie, archeologische opgravingen
ID
1082164
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1082164

Beschrijving

Vanwege de aard van de archeologische en bouwkundige werkzaamheden werd in de bijzondere voorwaarden opgelegd dat de organisatie van de opgraving in onderling overleg moet gebeuren met de initiatiefnemer. Het is namelijk niet mogelijk om de archeologisch opgraving succesvol uit te voeren zonder bijkomende maatregelen zoals het verstevigen van de wand van het projectgebied en grondbemaling. Het verstevigen van de wand van het projectgebied is verenigbaar met het plaatsen van secanspalen voor de geplande werken rondom het volledige projectgebied. Hiervoor moeten wel eerst machinaal massieven verwijderd worden die het plaatsen van de secanspalen kunnen verhinderen of te ernstig verstoren. Onroerend Erfgoed heeft afgewogen dat deze onvermijdelijk zijn en daarom mogen deze werken (plaatsen van de secanspalen en verwijderen van de massieven)
gebeuren zonder toezicht van de vergunningshoudende archeoloog.

Na deze werken kan de opgraving plaatsvinden met enkele bijkomende aspecten om rekening mee te houden. Een eerste is het machinaal weggraven van met o.a. koolwaterstoffen vervuilde zones. Dit moet onder begeleiding gebeuren van o.a. de vergunningshoudende archeoloog, en moet slechts fotografisch gedocumenteerd worden omwille van de veiligheid en gezondheid. De werfzone is te situeren binnen het projectgebied en kan pas verplaatst worden wanneer een ander deel voldoende is afgewerkt. Hierdoor kan dus niet de gehele opgraving in één keer plaatsvinden. Tijdens de werken bleek dat de werfzone dusdanig reeds was verstoord door aanwezige kelders en afgravingen van vervuilde grond dat een onderzoek daar, na verplaatsing van de werfzone geen zinvolle kenniswinst zou opleveren. Op basis hiervan werd deze zone door Onroerend Erfgoed dan ook vrijgegeven. Een laatste aspect is dat de secanspalen op bepaalde dieptes moeten voorzien worden van ankers. Dieper onderzoek kan pas plaatsvinden nadat deze ankers zijn geplaatst aangespannen en uitgehard. Dit wilt zeggen dat er op dat niveau een artificieel archeologisch vlak dient aangelegd te worden. Tijdens de werken bleek dat dit niveau ongeveer overeenkwam met het onderste archeologisch vlak. Tijdens de werken werd dus afgesproken om op dat niveau aan te leggen en na het plaatsen van de ankers de aanwezige sporen te couperen. De draagkracht van de grond was namelijk niet groot genoeg waardoor eventuele coupes een onaanvaardbare destabilisatie zoude betekenen van de ondergrond en dus van de machines die de ankers moeten plaatsen. Er werd gewerkt met rijbalken, zowel om de archeologie te beschermen als om de machines voldoende draagkracht te geven. De draagkracht van de grond was vanwege het hoge grondwaterpeil echter zeer slecht. Dat werd nog verergerd doordat de geboorde gaten in de secanspalen voor de ankers toelieten dat grondwater in de bouwput liep. Het aanwezige kleirijke sediment liet niet toe dat dit grondwater in de bodem drong. De aanwezige grondbemaling was doorheen dit kleipakket gestoken waardoor het aanwezig water in het sediment nooit kon weggepompt worden. Als gevolg hiervan moesten de machines meermaals losgetrokken worden en veranderende de bouwput in een slijkput. Het finale resultaat was dat de grondsporen op het onderste vlak in werkputten 1, 2, 3 en 634 volledig verloren waren (en dus niet werden gecoupeerd). In werkput 4 en later werden ze alsnog gecoupeerd voorafgaande aan de ankerwerken omdat de coupes eigenlijk
geen invloed hadden op de draagkracht van de grond die nihil was.

Over de volledige oppervlakte van het projectgebied werden 12 werkputten aangelegd met drie vlakken. De werfzone in het zuidoosten werd vrijgegeven vanwege omvangrijke uitgraving van vervuilde grond en kelders. Het opgravingsvlak werd aangelegd met behulp van een graafmachine op rupsbanden en een platte graafbak. De sporen werden bijkomend met een metaaldetector onderzocht op de aanwezigheid van metalen voorwerpen. Na het archeologisch veldwerk werden alle stalen voor macroresten gezeefd op 4, 2, 1, 0,5 en 0,25 mm. Alle stalen werden vervolgens geïnventariseerd. De aangetroffen vondsten werd gewassen, geteld, gewogen en tot op een basis niveau gedetermineerd. Alle data werd in de databank gestopt en in combinatie met het plan werd een evaluatieverslag geschreven waarbij een voorstel werd gedaan voor verder (o.a. natuurwetenschappelijk) onderzoek. Bepaalde vondsten werden ook geselecteerd voor conservatie. Het betreft voornamelijk vondsten in hout en leder. Het aangetroffen glas was ofwel stabiel, ofwel dermate fragmentair dat conservatie weinig zinvol was. Na goedkeuring van de initiatiefnemer en Onroerend Erfgoed werden de verschillende stalen en vondsten opgestuurd naar verschillende specialisten voor verder onderzoek en/of conservatie.

Auteurs: Yperman, Wouter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Studiebureau Archeologie

Bronnen

Bron: YPERMAN, W., 2022: Het archeologisch onderzoek aan de Tichelrij te Mechelen, Archeo-Rapport 548, Tienen.
Type: literatuur
Datum:

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Archeologische opgraving Tichelrij-Thaborstraat [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1082164 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.