Er zijn zeven werkputten en een kijkvenster uitgegraven met een oppervlakte van 329 m2. De werkputten zijn in de richting van de natuurlijke helling uitgegraven. Er is 12,66 % van het terrein onderzocht waardoor de oppervlakte voor een proefsleuvenonderzoek zoals bepaald in de Code van Goede Praktijk is bereikt. Er is metaaldetectie uitgevoerd tijdens het proefsleuvenonderzoek waarbij en de werkputten en de uitgegraven grond zijn onderzocht. Er is geen voorafgaande detectie uitgevoerd omdat het maaiveld te sterk geaccidenteerd was door de boskap.
De top van de C is het archeologische niveau en vangt aan op 60 tot 70 cm -mv. De laag is samengesteld uit lemig, eolisch zand. Op ca. 80-85 cm -mv vat de intacte 2Cg aan. Het betreft lemig glauconiethoudend zand met een roestbruine tot groene kleur. De onderliggende 3C is samengesteld uit kleiig glauconiethoudend alluviaal zand met een blauwgroene kleur, afkomstig van vlechtende rivierafzettingen12, en heeft horizontaal gelaagde roestbanden. De profielen aan de noordkant van de werkputten, langs de Lauwrijkstraat, zijn antropogeen geroerd. De verstoring reikt tot in de top van de C-horizont of tot aan de bovengrens van de 2C.