Er werden in totaal 132 boringen geplaatst in een verspringend grid van 12 m bij 10 m. Hiervoor werd een boor met een boorkop van 12 cm gebruikt. De meeste noordelijke en westelijke boringen bleken verstoord te zijn. In het oostelijke deel werd quasi onmiddellijk de C-horizont aangeboord en is de B-horizont afwezig. Enkel in de centrale zone bleek de B-horizont vrij goed bewaard te zijn. Er is geen site aangetroffen.
Alle werkputten en kijkvensters werden op het archeologisch relevante niveau aangelegd, op een diepte dat varieert tussen 10 en 100 à 150 onder het huidig maaiveld. Er werden 24 proefsleuven (al dan niet onderbroken) en 7 kijkvensters aangelegd.