De eerste fase van het veldwerk betrof het verwijderen van de teelaarde tot een diepte van ca. 20 cm. Dit vlak werd volledig gescreend met behulp van een metaaldetector (type XP Adventis 2). De locatie van de relevante metalen voorwerpen werd ingemeten met behulp van een GPS-toestel.
Na de vlakdekkende metaaldetectie werden in totaal zeven werkputten aangelegd, met een aanlegvlak in de top van de Bt-horizont. Alle vrijgekomen bodemsporen zijn (fotografisch) geregistreerd en ingemeten met een GPS-toestel (Leica).
Alle sporen zijn in het aanlegvlak gescreend met de metaaldetector.
De coupes op de bodemsporen zijn digitaal ingetekend met het tekenprogramma Touchdraw op de iPad. De spoorfiches (beschrijvingen) werden aangemaakt via de databank-software Filemaker op de iPad. Artefacten werden per context (spoorvulling) ingezameld, zonder selectie. De locaties van de losse (contextloze) artefacten werden ingemeten met het GPS-toestel.