Naar aanleiding van de realisatie van de Oosterweelverbinding werd een archeologienota opgemaakt.
De verkennende boringen hebben gewezen op 3 typeprofielen met een variërende intactheid van de bodemopbouw over het projectgebied. De volledige lithostratigrafische sequentie bestaat uit: ophoging, alluviale afzettingen, basis veen en Tardiglaciaal of Quartair zand, of Tertiaire basislagen.
Er werd een boorgrid van 5x6m uitgezet met 47 boorpunten. Uiteindelijk konden 37 boringen worden uitgevoerd. Een aantal boringen kon niet worden uitgevoerd gezien deze in de talud van de bouwput lagen en deze nog in gebruik was voor het werfverkeer. Alle boringen zijn handmatig gezet met een Edelmanboor met een boorkop van 15 cm, of 2 maal een boorkop van 7cm naast elkaar.
Er zijn twee boringen met eenduidige indicatoren. Eén boring bevat twee duidelijke vuurstenen chips en enkele (onverkoolde) zaden en een tweede boring bevat één onverbrand botfragment. De chips zijn duidelijk antropogeen en zijn een indicatie voor vondstspreiding. Er zijn geen data over ouderdom. Gezien de context zijn de indicatoren vermoedelijk prehistorisch, echter zijn deze niet in situ aangetroffen maar in de verspoelde context van een geul.