Voor het landschappelijk booronderzoek werden 11 manuele boringen uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. Om het terrein te evalueren, werden boringen uitgevoerd volgens een verspringend driehoeksgrid van 30 x 40 m.
Voor het verkennend archeologisch booronderzoek werden manuele boringen uitgevoerd met een Edelmanboor, met een diameter van 10 cm en volgens een verspringend driehoeksgrid van 10 x 12 m. Er werd geboord tot een minimumdiepte van 40 cm onder de ondergrens van de ploeglaag of, indien deze afwezig was, enkele tientallen cm onder de Bw- of B/C-horizont, in de Cg-horizont. Op deze manier kon telkens de ploeglaag en 30 cm van de A/B-, Bw- en/of B/C-horizont onderzocht worden op vondsten.
Door middel van proefsleuven werd een oppervlakte opengelegd van 355 m2. Dit is 11,58 % van de te onderzoeken zone. Door middel van kijkvensters werd een oppervlakte opengelegd van 49 m2. Dit is 1,44 % van de te onderzoeken zone. Dit betekent dat 13,02 % van de te onderzoeken zone onderzocht werd, ondanks verschillende niet onderzoekbare zones.