De zone voor de regenwater- en infiltratieput werd onderzocht door één werkput (WP1) van 14 m2. Dit viel kleiner uit dan de oorspronkelijk voorziene 18 m2, maar op deze wijze kon de werkput in één grote oppervlakte aangelegd worden, in plaats van twee aparte putten. Werkput 1 werd onderzocht in drie vlakken tot 2 m onder het loopvlak, waarna de drie – niet verstoorde - profielen van de werkput geregistreerd werden. De diepte van werkput 1 werd bepaald door het aantreffen van de natuurlijke bodem op 2 m diepte onder het maaiveld. De uiteindelijke bodemingreep zal dieper lopen, maar zal verder geen archeologische sporen verstoren. Naast de fundering van de carport werd de volledige tuinzone van 225 m2 mee verdiept tot 40 cm onder het loopvlak in tegenstelling tot de voorziene 103 m2.
Er werden tijdens het veldwerk 18 sporen geregistreerd. De meeste sporen bevonden zich ook in het profiel. Er werden twee bijkomende coupes gezet op sporen S13 en S14 door profiel 1 te verdiepen.
Er werden 6 vondstnummers uitgeschreven, allen fragmenten aardewerk. De vondsten werden per laag met de hand ingezameld. Het vlak en elk spoor werden met de metaaldetector onderzocht. Ook de storthopen van de opgraving werden met een metaaldetector onderzocht. Er werd een metaaldetector gebruikt die het volledige spectrum aan archeologische metalen kan detecteren (Deus XP). Er werden geen stalen ingezameld.
Auteurs: Reygel, Patrick
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARON bvba
Bron: REYGEL P. 2024: Eindverslag Diest - Leuvensesetraat 60-62. Vernieuwbouw van de bestaande gebouwen, RAPPORT 1439, Bilzen.
Type: eindverslag (archeologieportaal)
Datum: