Naar aanleiding van een verkaveling werd een archeologienota opgemaakt.
Gezien de kleine omvang van het onderzoeksterrein werd meteen gekozen om het verkennend archeologisch booronderzoek, 72 boringen, ineens uit te voeren in een verdicht grid van 5x6 m in plaats van 10 x 12 m. Centraal werd het grid onderbroken omwille van de aanwezige bomen en dichte begroeiing.
Er werden vier proefsleuven, twee kijkvensters en drie proefputten aangelegd voor een totale oppervlakte van 323 m2. Het volledige adviesgebied bedroeg ongeveer 5.000 m2. Doordat echter verschillende obstakels op het terrein aanwezig waren en een zone gevrijwaard moest blijven in het kader van steentijdonderzoek, bedroeg de totale te onderzoeken oppervlakte slechts ongeveer 2.890 m2, waardoor 11,2% hiervan onderzocht werd. Het bodemarchief omvatte één archeologisch relevant niveau, onmiddellijk onder de bouwvoor. Dit niveau bevond zich tussen + 28,36 m TAW en +27,20 m TAW, dit is ongeveer 40 cm onder het maaiveld. Er werden geen sporen, structuren of archeologische ensembles aangetroffen aan het oppervlak van het onderzoeksterrein.
De resultaten van het verkennend archeologisch booronderzoek wezen op een mogelijke steentijdaanwezigheid in het plangebied (een vuurstenen artefact). De bodembewaring kon bij de boringen echter niet altijd even goed ingeschat worden, wat vervolgens onderzocht werd met enkele bodemprofielen tijdens het proefsleuvenonderzoek. Hieruit bleek dat de vuursteenvondst zich in een Bw-horizont situeert en mogelijk werd het via bioturbatie verplaatst. Het proefsleuvenonderzoek heeft uitgewezen dat de vuursteenvondst waarschijnlijk niet meer in situ bewaard is.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Bron: HELLINX A, DOCKX, C & VRANKEN J. 2024: Nota Merchtem, Mieregemstraat. Deel 1: Verslag van Resultaten, BAAC Rapport 2830, Evergem.
Type: nota (archeologieportaal)
Datum: