Het volledige opgravingsterrein werd aangelegd in 27 verschillende werkputten (werkputten 1 tot en met 28, nummer 27 ontbreekt), goed voor een oppervlakte van ruim 11.400 m2. Meestal werden twee, soms drie of zelfs vier (enkel werkput 25) opgravingsvlakken aangelegd. Het eerste archeologisch niveau bevond zich ter hoogte van een postmiddeleeuws ophogingspakket, de hoogte hiervan varieerde tussen +24,00 en +33,34 m TAW met de helling van west naar oost. Een tweede archeologisch niveau lag ter hoogte van de onverstoorde moederbodem (variërend tussen +23,40 en +31,15 m TAW). Net als de afhellende vlakken, helde de hoogtewaarden van het maaiveld eveneens af van west naar oost, deze situeerden zich tussen +24,98 en +34,34 m TAW. De natuurlijke helling van het terrein werd gebroken door middel van antropogene terrassen aangelegd in de moderne tijd.
Opgravingsvlakken werden gedetecteerd met een metaaldetector van het type C.Scope CS1220XD en XP GoldMaxx Power.
Auteurs: Vander Cruyssen, Margot
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: BAAC Vlaanderen bvba
Bron: Vander Cruyssen M. e.a. 2024: Eindverslag opgraving. Leuven, Kaboutermansstraat Burenberg, BAAC Vlaanderen Rapport 2740, Gent.
Type: eindverslag (archeologieportaal)
Datum: