De graafwerken aan het kasteel van Heers gebeurden onder begeleiding van een archeoloog. Omdat de werken technisch complex maar beperkt van omvang waren, werd gekozen voor een archeologische werfbegeleiding. Zo kon elke vondst of structuur meteen worden geregistreerd en onderzocht.
Op basis van de bereikbaarheid werden de eerste 4 werkputten (WP1 op het binnenplein, de rest aan de buitenkant) machinaal uitgegraven onder begeleiding van een archeoloog. Binnen het gebouw, in de kelderverdieping werden de overige 5 werkputten manueel gegraven tot op een diepte van maximaal 1 meter, of tot wanneer de onderkant van de funderingsmuur bereikt was.
Op basis van deze 9 putten werden naderhand bijkomende putten gegraven aangezien de vragen in functie van de stabiliteit niet helemaal beantwoord konden worden. Hierbij werd WP3 groter gemaakt en werden 2 bijkomende putten aan de buitenkant gemaakt, aangevuld met een extra put aan de binnenkant waardoor er uiteindelijk 12 onderzoeksputten gegraven werden.
De sporen in de werkputten werden opgeschoond, beschreven, geregistreerd en ingemeten met behulp van een Total Station en een GPS. Omdat de aangetroffen muurresten deel uitmaken van een te behouden gebouw of in situ bewaard blijven, werden hiervan geen stalen genomen.
Auteurs: Martens, Marleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Bron: YPERMAN W. & VANDER GINST V. 2025: Archeo-rapport 602 Eindverslag: De archeologische opgraving in het kasteel van Heers, Tienen.
Type: eindverslag (archeologieportaal)
Datum: