Het onderzoek bestond uit twee fasen: eerst een landschappelijk booronderzoek, gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. Tijdens het booronderzoek werd de bodemopbouw van het projectgebied in kaart gebracht om de intactheid en het archeologisch potentieel te beoordelen. Hiervoor werden boringen uitgevoerd met een edelmanboor van 7 cm diameter, geplaatst in een verspringend driehoeksgrid (8 m tussen raaien, 25 m tussen boringen). De boringen werden beschreven in het veld en verwerkt in een digitale databank. Representatieve profielen werden gefotografeerd en geanalyseerd om aardkundige eenheden te onderscheiden. De resultaten werden verwerkt in GIS, aangevuld met digitale terreinmodellen.

Op basis van deze gegevens werd een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Er werd één continue sleuf van 2,5 m breed aangelegd, aangevuld met kijkvensters, waardoor in totaal circa 26% van het projectgebied onderzocht werd.