Het archeologisch vooronderzoek bestond uit twee fasen: een landschappelijk bodemonderzoek en een proefsleuvenonderzoek. Tijdens het landschappelijk bodemonderzoek werden zes boringen uitgevoerd volgens een verspringend driehoeksgrid van 30 bij 40 meter. Hiervoor werd een Edelmanboor met een diameter van 7 centimeter gebruikt.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek werd een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd om het terrein archeologisch te evalueren. Hierbij werden sleuven van 2 meter breed aangelegd met een maximale tussenafstand van 15 meter, aangevuld met kijkvensters om de trefkans te verhogen. In totaal werd 10,67% van het projectgebied onderzocht.
Alle vlakken zijn onderzocht met een metaaldetector om eventuele metalen vondsten op te sporen, maar er werden geen relevante vondsten aangetroffen.