Gebeurtenis

Inventarisatie tuinen en parken in Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge

geografische inventarisatie
ID
1201
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1201

Beschrijving

Het agentschap Onroerend Erfgoed is in 1994 gestart met het in kaart brengen van tuinen en parken met erfgoedwaarde. In de periode 1997-1999 werden de gemeenten Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge geïnventariseerd, de resultaten van dit onderzoek verschenen in 2002 in een M&L-Cahier van de reeks “Historische tuinen en parken van Vlaanderen”. In de periode 2013-2016 werden alle tuinen en parken van deze reeks in de online erfgoedinventaris opgenomen. Voor dit gebied met een oppervlakte van 12.848 hectare resulteerde dit uiteindelijk in 29 erfgoedobjecten.

In de Inventaris van Historische Tuinen en Parken worden zowel bescheiden voortuinen en villatuinen als stadsparken en kasteeldomeinen van meerdere hectaren opgenomen. Voor elk item wordt getracht aan de hand van kaarten, iconografisch materiaal, literatuuronderzoek en terreinstudie de aanleg en evolutie te schetsen. Architecturale en ruimtelijk-structurerende kenmerken zoals de aanwezigheid van zichtassen, tuinornamentiek, het architecturale microreliëf, en de padenstructuur worden hierbij besproken. Het determineren en opmeten van het aanwezige bomenbestand geeft informatie over de verschillende aanplantingscampagnes en de soortenvariatie die in de tuin of het park aanwezig is.

Kasteelparken

Tussen 1800 en 1820 ondergingen een hele reeks tuinen en parken, beperkt in oppervlakte en formeel aangelegd, een ingrijpende mutatie. Het nieuwe aanlegpatroon met golvende contouren en opgestuwde en verbrede beken en grachten is typisch voor een aantal domeinen in een vroege landschappelijke fase. Het overmatige gekronkel van de padentracés binnen een strakke omkadering en de ‘onnatuurlijke natuurlijkheid’ in het algemeen duiden bovendien op het rococokarakter van deze ‘jardins à l’anglaise’. De strak geometrische patronen van de 18de-eeuwse aanleg (dreven, lanen, terrassen, tuinperimeter) werden zelden volledig uitgewist; de deformalisering betrof in de eerste plaats de waterpartijen. Enkele voorbeelden van parken waar deze vroege landschappelijke fase nog herkenbaar is, zijn met name de kasteeldomeinen Gellenberg te Lubbeek en Kleerbeek te Tielt-Winge (Houwaart).

Het uitzicht en de vorm van de meeste tuinen en parken bleef in hoge mate schatplichtig aan de primitieve vorm of de functie van het object waaromheen ze aangelegd werden: feodale motte, hoeve, hof van plaisantie, molenvijver... De onregelmatige, landschappelijke heraanleg in de loop van de 19de eeuw is in een aantal gevallen niet veel meer dan recyclage van oude elementen, niet alleen van gebouwen (of minstens hun funderingen) maar ook van belangrijke landschapselementen: een beek die wordt verbreed en opgestuwd, of een slotgracht die wordt uitgediept en verbreed tot ‘rivier’ zoals in het domein Van Tilt te Holsbeek. Samen met de vroeg-landschappelijke aanleg verdween vaak een belangrijk relict van de feodale structuur:  de slotgracht. Vermoedelijk was dit niet alleen een gevolg van esthetische of stijlbekommernissen, maar ook van de angst voor stilstaand water als kweekvijver voor ziekten. Dit was vooral zo wanneer het water tot tegen de gebouwen kwam, zoals bij de kastelen van Linden en Sint-Joris-Winge.

In de meeste gevallen wordt de vroegere formele aanleg verdoezeld door een laat-landschappelijke aanleg met paden in weidse ellipsen of parabolen die naar binnen toe vertakken, royale vista’s en een meer centrale opstelling van een nieuw kasteel, meestal in eclectische stijl. De sobere neoclassicistische landhuizen worden vanaf 1850-1860 vervangen door – in de ogen van de controleurs van het kadaster – echte ‘kastelen’.

Zogenaamde ‘enclosures’ waren in de 19de eeuw een belangrijk middel om grote landschappelijke parken te vormen. Stukken openbaar en klein privé-domein werden ingepalmd om een gesloten blok te kunnen vormen, open­bare wegen werden omgeleid, keuter- en daglonerboerderijtjes werden aangekocht en afgebroken. In Frankrijk en Engeland kon dit spectaculaire vormen aannemen, maar ook in het hier beschouwde gebied is er een noemenswaardig voorbeeld: het kasteel de Beauffort te Lubbeek (Linden).

Herenboerenparkjes

Vanaf omstreeks 1850 komen rond enkele welvarende boerderijen kleine tuinen tot ontwikkeling. De stijgende welvaart, vaak ondersteund door niet-agrarische nevenactiviteiten zoals een brouwerij of een paardenfokkerij, bezorgt de nodige fondsen voor om de woonvleugel tot villa of ‘kasteel’ te transformeren. In de schaduw daarvan wordt een landschappelijke tuin aangelegd: de zogenaamde herenboerenparkjes. Van dit type dat meer zuidelijk veelvuldig voorkomt, is binnen de drie behandelde gemeenten slechts één voorbeeld gevonden te Tielt-Winge (Meensel-Kiezegem).

Villatuinen

De kleine villatuin (zelden groter dan één hectare) is een type dat tijdens het eerste kwart van de 20ste eeuw aan belang wint en waarvan in Lubbeek enkele voorbeelden voorkomen. De meeste van deze tuinen zijn een verkleinde versie van een laat-landschappelijk parkje. Na 1900 doet de moderniteit hier haar intrede in de vorm van een garage (in plaats van een remise met stall­en) of een zwembad. Soms – vooral in de moes- en bloementuinen – zijn invloeden merkbaar van de ‘Nouveau jardin pittoresque’, vaak gecombineerd met cottage-architectuur, zoals bij de ‘Villa Raphael’ te Lubbeek. Neo­formele stijlen of ideeën uit de ‘Arts and Crafts’ beweging of de specifiek Belgische ‘Nouveau jardin pittoresque’ (opgericht in 1913) spelen bij het hertekenen van parken en tuinen aan het einde van de 19de eeuw of tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw overigens een beperkte rol; ze betreffen alleen de onmiddellijke omgeving van het huis of kasteel, de toegangspartij of het ereplein, zoals op de Leenberg en bij het Sint-Gertrudenhof te Lubbeek.

De domeinen rond de Leenberg te Lubbeek (Leenberg, Verloren Hoek, Sint-Gertrudenhof en Saint-Germain’) vormen het enige voorbeeld van een ‘totaalsite’ van circa 100 hectare, ontstaan vanaf 1911 dankzij de bloei van de Tiense suikerindustrie en rond 1930 herwerkt en uitgebreid door Jean Galoppin. De schaal van de andere parken en tuinen was aanzienlijk kleiner.

Pastorietuinen

In de loop van de 18de eeuw worden diverse pastorieën herbouwd, ook in Binkom, Lubbeek en Optielt. Deze heropbouw ging meestal gepaard met een heraanleg van het hele pastoriegoed volgens het heersende model van ‘vivre entre cour et jardin’. In de loop van de 19de eeuw wordt nogmaals op een bestaande trend ingespeeld door de aanleg van een landschappelijk parkje, naast de oude, vlakke, rechthoekige, bij het huis aansluitende tuin voor ‘nut en sier’ (groenten en bloemen), die meestal kruisgewijs was ingedeeld. Hiervoor werd het traditionele ‘pastoorsbosje’ – soms ‘warande van de pastoor’ genoemd – aangesproken. De hakhoutbosjes verloren in deze periode hun economische bestaansreden. Het is duidelijk dat het hier gaat om miniatuurversies van de kasteelparken in landschappelijke stijl: enkele bruine beuken, een kronkelpad, een paar bloemperken, een taxusbosje en als de mogelijkheid aanwezig was, een vijver met een eilandje (soms de vervormde ringgracht). De onderbeplanting bestaat uit typische parkheesters als sneeuwbes, boerenjasmijn, deutzia... De details van deze pastorietuinen zijn onherroepelijk verdwenen maar de structuur en de bomen zijn meestal nog aanwezig.

De iepenziekte

Tot in het eerste kwart van de 20ste eeuw vervulde de iep een belangrijke rol als park- en laanboom in het Vlaamse landschap. De opeenvolgende uitbarstingen van de iepenziekte sinds 1919 brachten hier verandering in. Nu komt iep nog uitsluitend voor in de vorm van jonge wortelopslag of als cultivar (Ulmus carpinifolia ‘Variegata’, Ulmus glabra Exoniensis’). In het domein Gellenberg te Lubbeek komt bonte Engelse iep (Ulmus procera ‘Argenteovariegata’) nog voor in de vorm van uitbundige wortelopslag, het relict van een oude bomengroep.

Een deel van deze tekst werd integraal overgenomen uit:

  • DENEEF R. 2002: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant: Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.

Auteurs: Deneef, Roger; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten

Drogenhof 40 (Lubbeek)
Monumentaal restant van een oude erfbeplanting met hulst.


Kerkstraat 4 (Lubbeek)
Pastorie gebouwd omstreeks 1788-1791 met pastorietuin van 22,5 are, oorspronkelijk bestaande uit drie percelen met specifieke bestemming; Dubbelhuis in baksteenbouw met gebruik van zandsteen, twee verdiepingen en lage bijbouw gelegen in pastorietuin vermoedelijk rond 1870 heraangelegd met een 'landschappelijk' gedeelte.


Oudepastoriestraat 22 (Tielt-Winge)
Pastorie uit het vierde kwart van de 17de eeuw, gebouwd als dubbelhuis van één bouwlaag en zeven traveeën opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl, verbouwd in 1741; pastorie omgeven door pastorietuin van circa 75 are, met typische dualiteit: naast een vlak, bij de pastorie aansluitend gedeelte, een hellend bebost perceel met rudimentaire 'landschappelijke' aanleg (bochtig ringpad, bruine beuk); imposante taxushaag met 'poortje' gevormd door gele kornoelje.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie tuinen en parken in Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/1201 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.