Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Deerlijk

geografische inventarisatie
ID
350
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/350

Beschrijving

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Deerlijk gebeurde in 2006-2007. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde en beschreef van augustus 2006 tot maart 2007 266 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2007 verspreid via een papieren bundel binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd in hetzelfde jaar gefinaliseerd met het publiceren van de teksten en beelden op de inventariswebsite.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Deerlijk situeert zich op het einde van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten, waaronder Dentergem. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.

In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Deerlijk werd in 2007 verspreid onder het volgnummer WVL34. Alle teksten en beelden werden in hetzelfde jaar op de inventariswebsite ontsloten.

Zeer interessant bij die gedrukte bundels is de vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaams deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:

  • de inventaris het uitgangspunt vormde voor beschermingen,
  • een gids is voor de architectuur in de streek,
  • en een uitgangspunt voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:

  • de inventaris wil een hulpmiddel zijn voor het gemeentelijk beleid betreffende het architecturaal patrimonium.

Methodologie

Ook voor de laatste inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.

Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Voor Deerlijk zocht men de mutatieschetsen op in het kadaster voor de historische panden en consulteerde men de archieven over de gemeente in het rijksarchief van Kortrijk en Gent. Als hulpbron werd gebruik gemaakt van historische kaarten als onder meer de Ferrariskaart (1770-1778), de land- en renteboeken van Deerlijk, de P.C. Poppkaart (circa 1841) en de Atlas der Buurtwegen (circa 1844-1849). In het archief van de technische dienst van de gemeente Deerlijk consulteerde men de bouwaanvragen; het archief van de heemkundige kring Dorp en Toren was waardevol voor de historische achtergrond.

Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.

De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Deerlijk gebeurde van augustus 2006 tot maart 2007. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Deerlijk formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.

Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.

Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.

De inventaris bouwkundig erfgoed in Deerlijk

Op basis van deze waarden en criteria inventariseerde men in 2006-2007 in Deerlijk 266 panden en constructies met erfgoedwaarde.

De huidige dorpskern wordt getypeerd door heterogene straatbeelden, waarvan de basisbebouwing werd opgetrokken in de tweede helft van de 19de eeuw en de eerste helft van de 20ste eeuw. Er bleven slechts enkele getuigen van 18de-eeuwse bebouwing bewaard, onder meer de parochiekerk Sint-Columba, de pastorie en het geboortehuis van René Declercq. Van de 19de-eeuwse bebouwing werden voorbeelden van de arbeiders- en burgerwoningen met eenvoudige bakstenen lijstgevels opgenomen in de inventaris. Ook uit het begin van de 20ste eeuw werden representatieve voorbeelden van woningen in traditionele baksteenbouw geregistreerd, net als woningen met bepleisterde en geschilderde lijstgevels, aansluitend bij het neoclassicisme. In Deerlijk registreerde men een aantal beeldbepalende burger- en herenhuizen opgetrokken door industriëlen, gelegen langs de hoofdstraten. Representatieve voorbeelden zijn de brouwerswoning van Jules Descheemaecker, de woning van de textielfamilie Ovelacq en de woning van de familie Deknudt. Een voorbeeld van een landelijke villa van 1935 in modernistische stijl werd gebouwd in opdracht van textielfabrikant J. Vanneste. Uit het interbellum zitten in de inventaris ook woningen in lokale geometrische art-decostijl en woningen beïnvloed door de Engelse cottagestijl. Een interessant voorbeeld van modernistische interbellumarchitectuur werd geregistreerd in de Pladijsstraat, naar ontwerp van de Kortrijkse architect W. Van Spranghe. Ook voor de architectuur van na de Tweede Wereldoorlog had men oog: er zijn een paar kerken maar ook een paar voorbeelden van private architectuur opgenomen in de inventaris.

Buiten de dorpskern, in het zuidelijk deel van de gemeente registreerde men verspreide hoevebouw en kleinschalige landelijke architectuur. Deerlijk kende een opvallend rijk patrimonium van historisch belangrijke hoeves, waarvan de ontstaansgeschiedenis vaak teruggaat tot de 11de en 12de eeuw. Enkele nog bewaarde voorbeelden zijn het Goed Ten Bruyele en het Siongoed. De hoeves die representatief zijn voor Deerlijk sluiten typologisch aan bij het type met losstaande bestanddelen en hebben vaak een 19de-eeuws of zelfs 20ste-eeuws uitzicht.

De inventaris van Deerlijk wordt verder gekenmerkt door een groot aantal wegkapellen. Enkele kapellen gaan terug op oudere 18de-eeuwse stichtingen. De meeste bedehuisjes dateren uit de 19de eeuw. Eén van de belangrijkste kapellen van Deerlijk is de kapel ter Ruste, gebouwd in 1639 en in neogotische stijl verbouwd op het eind van de 19de eeuw.

  • HOOFT E. 2021: Inventariseren van bouwkundig erfgoed in Vlaanderen. Historiek, methodologie, doelstellingen en resultaten, Onderzoeksrapporten Agentschap Onroerend Erfgoed 196 [online], https://doi.org/10.55465/MMYM4330 (geraadpleegd op 27 augustus 2024).
  • KENNES H. 2020: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/103 (geraadpleegd op 3 juli 2024).
  • DE GUNSCH A. met medewerking van MOEYKENS S. & CALLENS T.: Deerlijk [online], https://id.erfgoed.net/themas/14707 (geraadpleegd op 27 augustus 2024).

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Deerlijk [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/350 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.