De inventaris van het bouwkundig erfgoed in Wingene en Zwevezele werd opgemaakt in 2008-2009. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde tussen januari 2008 en maart 2009 op basis van veldwerk en fotografische registratie 563 panden en constructies met erfgoedwaarde. Op basis van archief- en literatuuronderzoek schreef men de inventaristeksten uit. De gegevens werden verspreid in 2009 via een onuitgegeven papieren bundel in de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd gefinaliseerd in 2009 met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.
Op 1 januari 2025 fusioneren Wingene en Ruiselede tot de fusiegemeente Wingene. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in de vroegere gemeente Wingene en in Ruiselede gebeurde lang voor deze fusie, en wordt daarom in twee aparte gebeurtenissen besproken.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Wingene situeert zich aan het eindpunt van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten, waaronder Wingene. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking. Zo goed als alle inventarissen van de 43 West-Vlaamse gemeenten werden door de Afdeling Monumenten en Landschappen uitgevoerd, die daarvoor ook externe onderzoekers inschakelde.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Wingene werd in 2009 verspreid onder het volgnummer WVL43. Alle teksten en beelden werden in 2009 op de inventariswebsite ontsloten.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan. Waar onderzoek van de interieurs in de standaard methodologie beperkt bleef tot kerken en een aantal openbare gebouwen, bezocht men bij de inventarisatie van Wingene ook privé-interieurs. In de verantwoording bedanken de onderzoekers de vele eigenaar en bewoners die toestemming verleenden tot het interieurbezoek.
Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Een belangrijke hulp voor het onderzoek van Wingene en Zwevezele waren de publicaties van de heemkundige kringen. Men consulteerde de bewaarde 20ste-eeuwse bouwaanvragen uit het archief van de gemeente, en gebruikte als hulpbronnen de Ferrariskaart (1770-1778), de Atlas der Buurtwegen (1845) en het kaartenmateriaal in de diverse rijks-, stads- en bisschoppelijke archieven. Een waardevolle bron voor het waarderen van de historische hoeves waren de verschillende tiendenboeken en landboeken met betrekking tot Wingene en Zwevezele. De op die manier verzamelde bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren.
Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden. In Wingene maakten de onderzoekers voor elke deelgemeente een inleiding en beschrijvingen van 134 straten waarin men erfgoed registreerde.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Wingene gebeurde in 2008-2009. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Wingene formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van de decretale waarden en criteria selecteerde een inventaristeam in 2008-2009 in Wingene en Zwevezele 563 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris. Daarvan zijn 317 erfgoedobjecten gelegen in Wingene en 246 in Zwevezele.
De gemeentekern van Wingene situeert zich rond het Kerkplein en de Markt met centraal de de Sint-Amanduskerk. Vrij heterogeen straatbeeld, in kern opklimmend tot de 18de eeuw, maar hoofdzakelijk uit de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. De representatieve en herkenbare voorbeelden zijn opgenomen in de inventaris. Er is een selectie van ruime, rijk uitgewerkte neoclassicistische woningen zoals een brouwerswoning, een notariswoning en een woning van de gemeentesecretaris. In de inventaris zijn ook begin-19de-eeuwse lage arbeiderswoningen met sobere bakstenen verankerde lijstgevels beschreven. Uit het interbellum registreerde men woningen met weinig uitgesproken stijlkenmerken, waaronder ook voorbeelden met gevelbekleding in cimorné. De inventaris bevat ook een aantal woningen in een meer modernistische bouwstijl. Opvallende aanwezigheid in het dorpscentrum van twee dorpshoeves. Bouwkundige getuigen van de textielnijverheid zijn onder meer het modelwerkhuis en weefschool, en de fabrieksvleugel van een vlasspinnerij. Buiten de dorpskern bevinden zich historisch gegroeide woonconcentraties en parochies, waar men in de inventaris de parochiekerken en de representatieve dorpswoningen opnam. In de parochie Wildenburg bepalen de Sint-Joriskerk en een aantal landhuizen het beeld, onder meer Blauwhuis, Wildenburg en De Warande, elk in een eigen stijl. De wijk Sint-Elooi is gegroeid rond de in 1955 opgerichte school, klooster en kapel van Sint-Elooi.
De inventaris van Wingene bevat een aantal zeldzame erfgoedtypes, gelinkt aan een aantal grote instellingen gelegen in het historische Sint-Pietersveld. Gebouwd als onderdeel van het Penitentiair landbouwcentrum zijn de matrozenschool, de jongensschool, meisjes- en kleuterschool; van het beeldbepalende Radiocentrum zijn er personeelswoningen opgenomen in de inventaris. Het landelijke gebied wordt getypeerd door historische hoeves met een L-vormige of U-vormige opstelling rondom het erf. De oudste hoevesites gaan terug op middeleeuwse structuren, waarvan enkele nog gedeeltelijk omwald. Andere sites zijn pas ontstaan in de 18de eeuw of in de 19de eeuw. In de inventaris zitten ook een aantal voorbeelden van hoeves uit het interbellum. Verspreid over het landelijke gebied aanwezigheid van kleinschalige boerenarbeiderswoningen, waarvan sommige eigendom van een nabijgelegen kasteel. Over het hele grondgebied komen 19de- en 20ste-eeuwse kapellen voor, in diverse groottes en bouwstijlen.
Zwevezele is een landelijke gemeente met twee grotere bebouwingskernen en een aantal kleinere gehuchten. De concentrische, historische dorpskern is gegroeid rond het Marktplein waar de Sint-Aldegondiskerk en een classicistisch herenhuis beeldbepalend zijn. In Zwevezele bewaren een twintigtal sites hun 18de-eeuwse gebouwen, onder meer een blekerij, twee hoeves, een molensite en een herenwoning. De basisbebouwing in de dorpskern bestaat uit heterogene rijbebouwing uit de late 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw met restanten van kleinschalige vroeg-19de-eeuwse bebouwing met haakse inplanting. Representatief zijn de lage arbeiderswoningen onder pannen zadeldaken en een aantal grotere burgerwoningen met twee bouwlagen. Overwegend eenvoudige en traditionele vormgeving met onder meer historiserende trapgevels, of bepleisterde en gecementeerde lijstgevels. Tijdens de interbellumperiode wordt meestal gekozen voor regionalisme, met af en toe een meer modernistische voorkeur. Verder voorbeelden van woningen met typisch materiaalgebruik zoals bruin en zwart geglazuurde tegels, cimornébezetting en marbriet.
Een tweede historische kern in Zwevezele is de Hille, waar zich sinds de 19de eeuw de lokale nijverheid situeert met onder meer bewaarde twee brouwerijen, twee molens, een stoomfabriek voor ingelegde groenten, een talonfabriek en een romerij en melkerij. Ook bevinden zich hier een aantal typische vrijstaande woningen van vlashandelaars al dan niet met bijhorende magazijnen. Langs de grote invalswegen een aantal herkenbare, schuin ingeplante herbergen op de hoeken.
Ook in Zwevezele is een ruime selectie hoeves opgenomen in de inventaris, waarvan er verschillende teruggaan op sites weergegeven in het landboek van 1692. Ze zijn overwegend samengesteld uit vrijstaande, lage rood bakstenen gebouwen onder pannen zadeldaken in een U of L-vormige opstelling. Sommige hoeves bewaren een 18de-eeuwse boerenwoning, maar de meeste hoeves zijn te dateren in de 19de eeuw. In het Vrijgeweid bevinden zich twee modelhoeves uit de jaren 1950. Het landelijk gebied wordt voorts gekenmerkt door kapellen. Eveneens historische herbergen langs de vroegere heirwegen. Heel opvallend in Zwevezele zijn de sierlijke bliksemafleiders en dit zowel in landelijk gebied als in de dorpskern.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Wingene [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/356 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.