Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Damme

geografische inventarisatie
ID
440
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/440

Beschrijving

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Damme gebeurde in 2003-2006. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde in 2003-2004 op basis van veldwerk en fotografische registratie in deelgemeenten Damme, Hoeke, Lapscheure, Moerkerke, Oostkerke en Sijsele, 382 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2006 verspreid via twee papieren, maar niet uitgegeven bundels, binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Deel 1 bevat de inventaris van stad Damme, Hoeke, Lapscheure en Moerkerke; deel 2 bevat de inventaris van Oostkerke, Sijsele en van het dorp Vivenkapelle. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de teksten en beelden op de inventariswebsite.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Damme situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Damme was daar één van. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.

In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Damme werd in 2006 verspreid onder het volgnummer WVL17. Alle teksten en beelden werden op de inventariswebsite ontsloten in 2008.

Zeer interessant bij die gedrukte bundels is de vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:

  • de inventaris het uitgangspunt vormde voor beschermingen,
  • een gids is voor de architectuur in de streek
  • en een uitgangspunt voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:

  • de inventaris wil een hulpmiddel zijn voor het gemeentelijk beleid betreffende het architecturaal patrimonium.

Methodologie

Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.

Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Een essentieel werk bij de opmaak van de inventaris in Damme was de inventaris opgesteld door Luc Devliegher in 1970-71 in de reeks “Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen”. In twee boekdelen besprak hij het bouwkundig erfgoed van Damme en alle deelgemeenten, behalve Sijsele. Al deze gegevens werden in 2003-2005 geactualiseerd, gecontroleerd en aangevuld door systematisch nieuw veldwerk en archiefonderzoek. Voor dit project consulteerden de onderzoekers uitgebreid de mutatiegegevens in het kadaster en de historische kaarten van de streek in het Rijksarchief in Brugge. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren.

Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie van bouwkundig erfgoed het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd.

De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving met focus op het exterieur. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden. In Damme maakten de onderzoekers beschrijvingen van alle deelgemeenten en straten waar men erfgoed registreerde. Daarenboven besteedde men aandacht aan het gehucht Vivenkapelle, dat geen deelgemeente van Damme is, maar dat in bouwhistorisch opzicht van belang is als gaaf bewaard neogotisch kerkdorp.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Damme gebeurde in twee fases, namelijk van juli tot september 2003 en van juni 2004 tot december 2005. Men gebruikte bij de inventarisatie de waarden opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Damme formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.

Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording in die bundels een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.

Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Damme

Op basis van de decretale waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2003-2005 in Damme, Hoeke, Lapscheure, Moerkerke, Oostkerke en Sijsele, 382 panden en constructies met erfgoedwaarde. Omwille van de zeer ruime blik waarmee de onderzoekers het erfgoed screenden, zijn binnen die selectie 19 sites opgenomen die bij verwerking in de huidige inventariswebsite (ook) onder de landschappelijke of archeologische discipline worden gerangschikt.

Een andere vaststelling voor het volledig grondgebied, betreft de vele hoeves die, sinds de registratie in 1970-1971 door L. De Vliegher, in 2003-2006 niet meer in aanmerking kwamen voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw werden talrijke hoeves omgevormd tot (vakantie)woningen, waarbij ze hun herkenbaarheid verloren. Hoevesites zijn nochtans alomtegenwoordig in deze landelijke poldergemeenten. Ze vertonen de typische regionale kenmerken van de Noordzeepolders. Het gaat om hoeves met losstaande bakstenen bestanddelen, witgekalkt en voorzien van een gepekte plint, gevat onder pannen zadeldaken. Vele hoeves gaan terug op oude sites, voorzien van een vierkante omwalling.

Van die 382 geïnventariseerde items, zijn 132 panden of constructies gelegen in deelgemeente Damme. Een groot deel daarvan zijn opgenomen binnen twee zeer kenmerkende beschermde dorpsgezichten, namelijk die van de stadskern van Damme en van de dorpskern van Vivenkapelle. Damme is gekenmerkt door een middeleeuwse stadskern binnen een 17de-eeuwse stadsomwalling, en is door het kleinschalige, historische karakter een toeristische trekpleister. De aanleg van kanalen in de 19de eeuw, onder meer de Damse vaart, reduceerde de bebouwing en straten ten opzichte van die van de middeleeuwse stad, maar zorgde mee voor het toeristische aspect. De inventaris geeft een beeld van een heterogene bebouwing daterend uit de 16de tot de 20ste eeuw, waarvan sommigen een oudere kern bewaren. Typerend voor Damme is de historiserende, regionalistische 20ste-eeuwse bebouwing die zich integreert in het historische kader, en qua stijl contrasteert met de vrij grote concentratie aan laat- of neoclassicistische 18de- en 19de-eeuwse woningen. Opvallende aanwezigheid van een aantal historische "stadshoeves" binnen de vesting. Ook het zeer typerende, bij uitstek neogotische erfgoed van Vivenkapelle hoort officieel bij deelgemeente Damme. Vivenkapelle is bekend om zijn unieke, goed bewaarde neogotische ensemble van parochiekerk, pastorie en meisjes- en jongensschool met bijhorende kloosters dat in de jaren 1860-1870 werd gerealiseerd door Jean-Baptiste de Béthune. Buiten de dense woonkernen, ligt een open polderlandschap waarin verspreide voornamelijk 18de- en 19de-eeuwse hoeves liggen, veelal met oudere kern en soms bewaarde restanten van omwallingen.

In Hoeke werden slechts 11 panden en constructies geïnventariseerd. De huidige, kleine dorpskern is een restant van een middeleeuwse havenstadje, dat door de eeuwen heen gereduceerd is tot de in kern 13de-eeuwse kerk Sint-Jacob-de-Meerdere, waarrond een kleine woonkern. Van de lage dorpswoningen hebben sommigen een 18de-eeuwse kern; het huidige uitzicht werd echter op het eind van de 19de of gedurende de 20ste eeuw bepaald. De witgeschilderde voormalige schooltjes zijn beeldbepalend in het dorp. Verder, schaarse bebouwing, met enkele hoevesites.

In Lapscheure getuigen de 23 geïnventariseerde panden en constructies van een landelijk straatdorp, dat zich vanaf de 17de eeuw ontwikkelde. Centraal de 17de-eeuwse dorpskern, met typische landelijke, doorgaans 19de-eeuwse bebouwing zoals pastorie, gemeentehuis, school. Ook rondom deze dorpskern bevinden zich verspreide hoeves met losse bakstenen bestanddelen.

Moerkerke is de grootste van de deelgemeenten van Damme. De inventarisatie daar leverde 78 panden en constructies op. Typerende landelijke dorpskern met kerk en kasteel, waarrond een kleine kern met heterogene, dichte bebouwing uit eind 19de of begin 20ste eeuw. De onderzoekers noteerden het veelvuldige gebruik van gele baksteen in begin 20ste-eeuwse dorpswoningen, product van lokale steenbakkerijen. Ook typerend voor Moerkerke zijn de eenvoudige wegwijzers, bestaande uit betonnen palen waaraan ijzeren richtingborden. Buiten de kern, verspreide hoeves waarvan vele met oudere kern.

Oostkerke is een pittoresk woon- en landbouwdorp dat door de ligging in de West-Vlaamse Noordzeepolders, net als Damme, geliefd is bij toeristen. Er werden 62 panden, constructies en sites opgenomen in de inventaris, hoofdzakelijk hoeves en kapellen in het weinig bebouwde ommeland. De bewoning van Oostkerke is in de eerste plaats geconcentreerd in de dorpskern. Net als de parochiekerk met massieve toren, zijn de meeste huizen daar na de Tweede Wereldoorlog wederopgebouwd in historiserende stijl. Ten zuidwesten van de kerk bevindt zich het opmerkelijke Kasteel van Oostkerke, dat bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog internationale uitstraling kreeg door de ontwerpen die de Nederlandse tuinarchitecte Mien Ruys (1904-1999) maakte voor het kasteeldomein. Buiten het dorpscentrum bepalen de alleenstaande grote hoeven, verspreid over het landschap, het beeld.

Sijsele is binnen de fusie de meest verstedelijkte deelgemeente, met het grootste inwonersaantal. Het is ook de enige deelgemeente van Damme die niet in de polderstreek ligt. De 84 panden en constructies in de inventaris van Sijsele zijn representatief voor een West-Vlaamse gemeente: de steeds terugkomende historische religieuze en openbare gebouwen bepalen het beeld van de gemeente, dat verder als basisbebouwing vooral bestaat uit eind-19de- en 20ste-eeuwse eengezinswoningen en hoeves, aangevuld met molens en kapellen. Meer dan in de andere deelgemeenten van Damme vinden we interbellumwoningen en -villa’s terug in de inventaris. Typerend voor Sijsele zijn twee grote domeinen, zijnde het kasteeldomein Rijckevelde, opklimmend tot de 16de eeuw, en de legerbasis van de landmacht uit 1951. Enkel in de inventaris van deze deelgemeente zien we de aandacht voor de erfgoedwaarde van recente architectuur die de inventarissen uit deze periode kenmerkt, bijvoorbeeld de openbare bibliotheek uit 1993-1996 en de kunstenaarswoning Jef Claerhout uit 1964.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Damme [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/440 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.