De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Middelkerke en deelgemeenten Leffinge, Lombardsijde, Mannekensvere, Schore, Sint-Pieters-Kapelle, Slijpe, Westende en Wilskerke gebeurde tussen 1993 en 2005. Een inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde in de periode 1993-2000 op basis van veldwerk en fotografische registratie in Middelkerke en deelgemeenten 429 panden en constructies met erfgoedwaarde. De verzamelde gegevens werden geactualiseerd en uitgewerkt tot teksten in 2003-2004, waarna ze in 2005 werden verspreid via een papieren, niet uitgegeven bundel binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Middelkerke situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Middelkerke was daar één van: hoewel een inventaristeam al in 1993 was gestart met veldwerk en selectie, was de inventaris nog niet klaar voor publicatie in boekvorm, toen in 2000 de beslissing viel die niet meer uit te geven. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. Middelkerke en deelgemeenten werd in 2005 verspreid onder het volgnummer WVL10. Alle teksten en beelden werden op de inventariswebsite ontsloten in 2008.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Aanvankelijk nam men het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. In het gemeentearchief Middelkerke werden de bouwaanvragen, relevant voor de inventaris, geraadpleegd, vooral deze van de wederopbouwperiode van de jaren 1920. Ook werd het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten in het Rijksarchief Brussel en de plannen van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) geraadpleegd. Als hulpbron werd gebruik gemaakt van onder meer de Ferrariskaart (1770-1778) en de opeenvolgende kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1861, 1883, 1899 en 1911). De bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Middelkerke en deelgemeenten gebeurde in 1993-2000. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Middelkerke en deelgemeenten formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur.
Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Het veldwerk en selectieproces in Middelkerke gebeurde in 1993-2000, en bevindt zich dus net voor het kantelmoment in de methodologie om te selecteren. In de selectieperiode werd de methodologie en het aantal opgenomen panden nog bepaald door de later aansluitende publicatie als boekdeel in de reeks "Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen", die voor Middelkerke niet gerealiseerd werd. Naar aanleiding van de koppeling van de inventaris met selectie en evaluatie voor beschermingen, werden voor het volledige grondgebied van Middelkerke een aanzienlijk aantal beschermingsdossiers opgemaakt in de jaren 2000-2002. Dit was ook de aanleiding om de bestaande inventaris te actualiseren (met vermelding van afbraak of verbouwing) en aan te vullen met informatie uit bijkomend onderzoek. Tijdens het literatuur- en archiefonderzoek in functie van het uitschrijven van de inventaristeksten, werd de selectie van het bouwkundig erfgoed ook in beperkte mate herbekeken en uitgebreid. Daarnaast werden recente foto's gemaakt, vaak als toevoeging en confrontatie met de eerdere toestand van het ten tijde van de inventaris opgenomen erfgoed.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van de decretale waarden en criteria selecteerde een inventaristeam in 1993-2005 in Middelkerke en deelgemeenten 429 panden en constructies met erfgoedwaarde.
Voor hoofdgemeente Middelkerke zijn 154 panden en constructies opgenomen in de inventaris. Een groot deel van het bouwkundig erfgoed is te linken aan de ontwikkeling die Middelkerke vanaf eind 19de eeuw doormaakte van vissersdorp naar badplaats. Getuigen van de periode voor het kusttoerisme zijn vrij zeldzaam, onder meer de parochiekerk en een visserswoning langs de Duinenweg. In functie van de ontwikkeling van de badplaats wordt infrastructuur aangelegd zoals de zeedijk, de tramlijn met bijhorende wachthuisjes en infrastructuur, het casino en het waterreservoir Dronkenput. Beeldbepalend zijn vooral de belle-époqueburgerhuizen en hotels in eclectische of cottagestijl. Middelkerke ligt vlakbij het IJzerfront en lijdt zware schade tijdens de Eerste Wereldoorlog. De inventaris bevat daardoor een ruime selectie wederopbouwarchitectuur met onder meer een groots opgevat gemeentehuis naar ontwerp van architect G. Van Damme (Oostende), burgerhuizen in een waaier aan interbellumstijlen, villa's naar ontwerp van de Middelkerkse architecten E. Deleye, D. Vereecke en G. Devalck en een aantal noodwoningen. Bij de jaren 1930-architectuur zijn een aantal appartementsgebouwen van de eerste generatie opgenomen, en de Sint-Theresiakapel. Wederopbouwarchitectuur na de Tweede Wereldoorlog is eveneens opgenomen in de inventaris, bijvoorbeeld het Casino-Kursaal uit 1953-54 en naoorlogse appartementsgebouwen. Langs de volledige kustlijn van Middelkerke en deelgemeenten zijn er constructies bewaard van de Atlantikwall die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd uitgebouwd.
De inventaris van deelgemeente Westende telt 145 panden en constructies. Het oorspronkelijke dorp is gelegen langs de 18de-eeuwse steenweg Oostende-Nieuwpoort, en ontwikkelde vanaf 1890 tot kustplaats, met de aanleg van Westende-Bad. De inventaris omvat een groot aandeel wederopbouwarchitectuur, omdat het dorp bijna integraal werd verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog; zowel de typische dorpsarchitectuur (woningen, kerk, gemeentehuis, pastorie, scholen) als de hoeves in het ommeland kregen een plaats in de inventaris. Ook voor Westende-Bad was de Eerste Wereldoorlog was bijzonder catastrofaal. Op de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was Westende-Bad een elitaire badplaats met circa 250 villa's, twee grote hotels, een tramhalte, een kapel voor de katholieke eredienst, diverse tennisvelden en een reddingsdienst. Vrijwel het volledige gebouwenbestand werd vernield; slechts het Belle Vue-hotel bleef dankzij de betonconstructie deels gespaard. De wederopbouw van de jaren 1920 baseerde zich veelal op het vooroorlogs ontwerp met vakantiehuizen en hotels in diverse bouwstijlen, waarbij de cottage-inslag het meest populair was. Uit de jaren 1930-1950 appartementsgebouwen in vereenvoudigde eigentijdse bouwstijlen. Westende-Bad ontwikkelt zich in het interbellum tot oord voor sociaal toerisme, met onder meer jeugdherberg, gebouwen van de ziekenfondsen enzovoort.
De inventaris van Leffinge telt 55 fiches. Leffinge vormt een langgestrekt dorp met eenvoudige 19de- en 20ste-eeuwse bebouwing vlakbij de kerk in de Dorpsstraat. Het romaanse bedehuis werd in 1879 vervangen door een neogotische kerk. Dorpswoningen, arbeiderswoningen, herbergen en handelshuizen, burger- en herenhuizen, scholen enz. geven een beeld van een kleine, traditionele dorpskom in West-Vlaanderen. Rondom de brug over het kanaal Nieuwpoort-Plassendale bebouwing onder meer bestaande uit watergebonden bedrijven. Een belangrijke plaats in de inventaris krijgen de hoeves, vaak met kern uit de 18de eeuw bewaard. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de kerk sterk beschadigd en hersteld naar ontwerp van architect A. De Pauw. Een aantal bunkers herinneren aan de Tweede Wereldoorlog.
In Lombardsijde werden 25 panden geïnventariseerd. In het laatste kwart van de 19de eeuw ontwikkelde Lombardsijde van een bescheiden kustdorp tot badplaats. Volledige vernietiging van de bebouwing tijdens de Eerste Wereldoorlog. De inventaris bestaat dus integraal uit getuigen van de wederopbouw en de heropstart van het kusttoerisme, dat in Lombardsijde familiaal en bescheiden bleef. Ook de plattelandsdorpen Mannekesvere (12 gebouwen), Schore (11 gebouwen), Sint-Pieterskapelle (8 gebouwen), Slijpe (14 gebouwen) en Wilskerke (6 gebouwen) werden in de Eerste Wereldoorlog verwoest en nadien heropgebouwd; de geïnventariseerde panden getuigen vooral van deze periode, waarbij de Brugse architect T. Raison een grote rol speelde.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Middelkerke [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/447 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.