Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Roeselare

geografische inventarisatie
ID
453
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/453

Beschrijving

De inventaris bouwkundig erfgoed van Roeselare werd gepubliceerd in 1999 in boekdeel 17n1 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. De optekenperiode liep van januari 1998 tot februari 1999. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in 1999. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Roeselare en deelgemeenten Beveren, Oekene en Rumbeke leverde 788 inventarisfiches op.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Roeselare situeert zich in de hoogtijperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Vlaanderen. De inventaris vormde in de jaren 1990 een essentieel instrument binnen het beleid van de opeenvolgende ministers Johan Sauwens en Luc Martens. Allebei wilden ze een snelle afwerking en een actualisatie van de inventaris, om een optimaal beschermingsbeleid te kunnen voeren. Gedreven door deze beleidsvisie, publiceerden de inventaristeams in Vlaanderen in de jaren 1990 negentien boeken, dubbel zoveel als wat ze in het vorige decennium realiseerden.

In West-Vlaanderen zorgde het aanslepende personeelstekort en het tussentijdse beschermingsbeleid voor een lange onderbreking. Na de afwerking van de inventaris van het arrondissement Ieper met het derde boekdeel in 1991, waren er pas acht jaar later twee nieuwe publicaties, 17n1 en 17n2, die het arrondissement Roeselare behandelden. Dankzij de tussenkomst van Minister Luc Martens werd een inhaaloperatie op gang gebracht: sinds november 1997 werden zes nieuwe medewerkers ingezet om de opgelopen achterstand in West-Vlaanderen bij te werken. Vier ervan onderzochten het arrondissement Roeselare terwijl de andere twee de Brugse binnenstad inventariseerden.

De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:

  1. Vooreerst wil de inventaris een beschermingsinstrument zijn, als uitgangspunt voor de op te stellen lijsten van te beschermen monumenten, stads- en dorpsgezichten.
  2. Vervolgens wil de inventaris een gids zijn voor de architectuur van de streek.
  3. Tenslotte wil hij door een eerste, verbeterbaar overzicht te geven van het bouwkundig erfgoed, een uitgangspunt vormen voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Methodologie

De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van Roeselare bleef de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de Eeuwen Heen volgen. De instroom van jonge onderzoekers zorgde echter voor een aansluiting bij de nieuwste ideeën van bouwhistorisch onderzoek. De aanpassing van de methodologie aan de evolutie in de monumentenzorg wordt expliciet omschreven in de verantwoordingen en inleidingen.

Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Waar onderzoek van de interieurs in de standaard methodologie beperkt bleef tot kerken en een aantal openbare gebouwen, bezocht men bij de inventarisatie van boekdeel 17n1 ook privé-interieurs. Voor het eerst lezen we in de verantwoording dat “de interieurs van privégebouwen in de mate van het mogelijke werden bezocht”, wat afwijkt van de standaardformuleringen betreffende het onderzoek van interieurs die we in alle voorafgaande delen van de Bouwen-reeks lazen.

Ook qua onderzoek vulde het inventaristeam de vaste methodologie aan. Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet gepubliceerd archiefmateriaal voor alle inventarisobjecten nooit tot de standaardmethodologie van het project Bouwen door de Eeuwen Heen. In de jaren 1990 werd het onderzoek van de mutaties in het kadasterarchief meer gangbaar, wat ook gebeurde voor het belangrijkste erfgoed in Roeselare. Het hoogwaardige 20ste-eeuws erfgoed in Roeselare maakte in het kader van boekdeel 17n1 een doorgedreven onderzoek in de stad- en rijksarchieven vanzelfsprekend. De bouwaanvragen bewaard in het Stadsarchief Roeselare werden systematisch geraadpleegd voor de periode 1813-1976 evenals de plannen van de Dienst der Verwoeste Gewesten bewaard in het Rijksarchief. Bijkomend onderzoek in Rijksarchief Kortrijk heeft interessant materiaal aangebracht. Op basis van de bouwdossiers ging men daarenboven niet enkel aandacht schenken aan de architecten, maar eveneens aan de opdrachtgevers.

Men nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf de jaren 1980 overschakelde naar kantons. Dat deed men ook voor het arrondissement Roeselare. Omdat de opgetekende items in het Roeselaarse en het systematische onderzoek van de bouwaanvragen meer materiaal hebben aangebracht dan verwacht, splitste men ook de inventaris van het arrondissement Roeselare op in twee boekdelen. Het kanton Roeselare, met fusiegemeenten Ledegem, Moorslede en Roeselare, publiceerde men in boekdeel 17n1. De inventaris van de gemeenten Hooglede, Ingelmunster, Izegem, Lichtervelde en Staden, gelegen in de kantons Hooglede, Izegem en Lichtervelde zijn verzameld in boekdeel 17n2.

De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de erfgoedwaarde van het geselecteerde erfgoed extra motiveren en linken maken met de context waarin het erfgoed werd gewaardeerd. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie. Bij boekdeel 17n1 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor het volledige kanton, waarin men in het architectuurhistorisch overzicht uitgebreid de conclusies beschrijft van de inventarisatie van het bouwkundig erfgoed, voorafgegaan door een algemene situering, een landschapstypering en een historische achtergrond. Men maakt ook voor elke gemeente en deelgemeente een inleiding op, waarbinnen het bouwkundig erfgoed wordt gekaderd.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in de gemeenten van het kanton Roeselare gebeurde in 1998-1999. Men gebruikte toen de waarden opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteerde men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen, maar in praktijk werd deze toch vastgesteld op circa 1940. Op basis van het onderzoek van de bewaarde bouwdossiers, selecteerde men in Roeselare een ruime selectie bouwkundig erfgoed van na de Tweede Wereldoorlog, wat in andere boekdelen in de jaren 1990 nog lang niet vanzelfsprekend was. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type. Hoewel de inventaris van Roeselare formeel als een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Roeselare

Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1998-1999 in Roeselare en deelgemeenten 788 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. 592 daarvan zijn gelegen in de stad Roeselare. In Beveren nam men 66 bouwkundige objecten op, in Oekene 23 en in Rumbeke 108.

In deze inventaris zijn als evident bouwkundig erfgoed de gebouwen met grote historische waarde opgenomen: de parochiekerken en pastorieën, gemeentehuizen en historische openbare gebouwen en kastelen. De oudste getuigen van de bestuurlijke organisatie tijdens het ancien regime zijn de twee baljuwhuizen met hoog- en laaghuis in Rumbeke; het Baljuwhuis Goudenhooft heeft een 17de-eeuwse kern en het zogenaamde Liedermans Kasteelken klimt op tot de 16de eeuw. Het oude stadhuis van Roeselare in Lodewijk XV-stijl dateert in kern van 1769-1771. In de tweede helft van de 19de eeuw opteren de onderwijsinstellingen in Roeselare voor de neogotiek; dit blijkt onder meer uit de bouw van de gemeenteschool op de nieuwe Onze-Lieve-Vrouweparochie. Dezelfde vormentaal wordt ook gebruikt voor het Godshuis-hospitaal. Het Kaasterkasteel in Rumbeke heeft van de bewaarde kastelen de opvallendste geschiedenis, teruggaand tot de 9de eeuw en gelegen in het in de 18de eeuw aangelegde Sterrebos.

Het patrimonium van de burgerlijke private architectuur stamt uit de 19de en 20ste eeuw. 19de-eeuwse burger- en herenhuizen hebben vaak een neoclassicistische bepleistering. Omstreeks de eeuwwisseling worden de gevels uitgevoerd in eclectische of neostijl, onder andere de neogotiek en de neo-Vlaamse-renaissance. De art nouveau wordt herleid tot een decoratieve stijl.

Typerend voor de inventaris bouwkundig erfgoed in Roeselare is de hoge kwaliteit van de 20ste-eeuwse privéarchitectuur, en dat vanaf het interbellum. Daarin gaf de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog een belangrijke impuls. In Roeselare koos men daarbij niet enkel voor historiserende stijlen. De architecten in Roeselare spelen ook in op de architecturale tendensen, dit bij uitstek in hun eigen woningen en voornamelijk tijdens het interbellum. Ook de dorpskernen kennen een identieke maar kleinschaligere ontwikkeling van interessante privéarchitectuur. Karakteristiek is de zin voor het detail, die onder meer tot uiting komt in de verzorgde afwerking, het glas in lood en het veelvuldig aanwenden van beeldhouwwerk. Het inventaristeam registreerde ook van het gebouwde bestand van na de Tweede Wereldoorlog een representatieve selectie. In de jaren 1940-1950 liggen nog een aantal bouwwerken in de lijn van de vooruitstrevende interbellumarchitectuur. Andere woningen leunen aan bij het gestileerd historicisme of kiezen voor de Anglo-Normandische bouwtrant. Uit de volgende decennia inventariseert men werk van enkele hedendaagse architecten(-bureaus), zoals C. Grimonprez, Buro I en II, die opteren voor meer vernieuwende architectuur.

In het buitengebied getuigen de historische hoeves van het vroegere landelijke karakter van Roeselare. De oudst bewaarde hoeven dateren uit de 18de eeuw. In de tweede helft van de 19de eeuw worden nieuwe hoeven gebouwd. Het meest courant is de hoeve met losse bestanddelen van één bouwlaag onder zadeldaken met overstekende dakrand op daklijstbalken, U-vormig opgesteld met het boerenhuis ongeveer ten noorden. Op basis van huisbezoeken kon men de interieurelementen in een aantal boerenhuizen documenteren, en zeldzame erfgoedelementen zoals een aalpomp, overdekte mestvaalt of ast.

Industrieel erfgoed speelt in Roeselare een belangrijke rol, wat zich weerspiegelt in de inventaris bouwkundig erfgoed. In het stedelijke Roeselare komt de industriële bedrijvigheid tot uiting in het typerende silhouet van werkplaatsen met sheddaken en hoge, ronde schoorstenen, verkregen in de tweede helft van de 19de eeuw ten tijde van de bloei van de textielindustrie. In vele gevallen ligt de directeurswoning aan de ingang. De bedrijvigheid aan de Roeselaarse haven, aangelegd in de periode 1863-1872, heeft een evolutie naar grootschaligheid doorgemaakt die zich ook laat aflezen in een aantal industriële sites die opgenomen zijn in de inventaris, zoals een olieslagerij, een blekerij, graansilo’s en een aantal havenherbergen. In Rumbeke werd een van de ooit talrijke windmolens bewaard, daterend uit 1816. De brouwerij Rodenbach in Roeselare gaat terug tot 1821 en is als enige van de voorheen zeer talrijke brouwerijen en likeurstokerijen nog actief. Te Rumbeke zijn nog enkele steenbakkerijen bewaard. Deze oorspronkelijke veldovens schakelden in de jaren 1930 over naar tunnelovens van het type Hoffmann. Gelinkt aan het industriële karakter van Roeselare, is de in de inventaris sterk vertegenwoordigde categorie van arbeiderswoningen en volkshuisvesting, vooral daterend uit interbellum en periode na de Tweede Wereldoorlog.

  • DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C., TANSENS A. & VANNESTE P. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n1, Brussel - Turnhout.
  • GOEDLEVEN E. 1999: Woord Vooraf, in: DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C., TANSENS A. & VANNESTE P., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n1, Brussel – Turnhout, V-VI.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Roeselare [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/453 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.