Zingem fusioneerde op 1 januari 2019 met Kruishoutem tot de gemeente Kruisem. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed gebeurde toen Zingem nog een zelfstandige gemeente was, in 1977 gevormd door Zingem, Huise (zonder het gehucht Lozer) en Ouwegem. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen deed veldwerk en fotografische registratie in 1999. Men nam toen in totaal 190 panden en constructies met erfgoedwaarde op in de inventaris bouwkundig erfgoed. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van het fotomateriaal en de inventaristeksten op de inventariswebsite. Sinds 2019 zijn de resultaten van dit inventarisproject op de inventariswebsite onder de nieuwe gemeentenaam Kruisem te vinden. Er bestaat ook een onuitgegeven papieren bundel.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Zingem situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de Eeuwen Heen in Vlaanderen stop te zetten. In 2004 publiceert men de laatste boekdelen voor de provincie Antwerpen, in 2005 werkt men Limburg af. Na de twee oudste, tweetalige boekdelen, waarvan één voor het arrondissement Leuven en één voor het arrondissement Nijvel, verschenen er van 1975 tot de stopzetting van de publicatiereeks 19 nummers met in totaal 56 volumes. Daarmee bevat de reeks de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af. Op het moment dat de beslissing valt, moest men in Oost-Vlaanderen aan de inventarissen van nog 16 gemeenten beginnen.
De teksten voor de inventarissen van de zes Oost-Vlaamse gemeenten die voorzien waren voor boekdeel 15N4 (Arrondissement Oudenaarde, kantons Kruishoutem, Brakel en Horebeke) waren bijna klaar voor druk; een druk die echter nooit zou plaatsvinden. Voor de gemeenten Brakel, Horebeke, Kruishoutem, Lierde, Zingem en Zwalm werd het veldwerk en de selectie in 1999-2000 uitgevoerd, goed voor een totaal van circa 1260 erfgoedobjecten. Het onderzoek en het uitwerken van de teksten volgde meteen. Het tekstmateriaal werd per gemeente in ongepubliceerde, geprinte bundels zonder illustraties ter beschikking gesteld. Tegelijkertijd werd de basisinformatie, bestaande uit adresgegevens en typering, op de inventariswebsite gepubliceerd. In 2008 werden aan die basisfiches de foto’s en de teksten toegevoegd, zodat op dat moment alle inventarisgegevens publiek beschikbaar waren.
De doelstellingen van de inventarisprojecten in deze zes gemeenten zijn net dezelfde als die van de gemeenten die als laatste in de boekenreeks werden gepubliceerd. De drieledige missie uit de beginjaren blijft de basis, aangevuld in de jaren 1990 met een vierde doelstelling:
Voor de opmaak van de inventarissen van de gemeenten Brakel, Horebeke, Kruishoutem, Lierde, Zingem en Zwalm gebruikte men de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg is de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vullen elkaar aan.
Aanvankelijk nam men het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Die opdeling voorzag men ook voor reeksnummer 15N4, dat de kantons Kruishoutem, Brakel en Horebeke zou bevatten. Het aantal verzamelde gegevens (circa 1260), maakte een opdeling in minstens twee boekdelen alvast legitiem. De publicatie van de gegevens vond nooit plaats; het opzet van de teksten volgde natuurlijk strikt de richtlijnen en het stramien van de inventarismethodologie.
Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving van panden en constructies op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel ten slotte legde een algemene inleiding per arrondissement of kanton het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie. Omdat afgestapt werd van de publicatie in boekvorm, zijn de algemene inleidingen voor de kantons Kruishoutem, Brakel en Horebeke achterwege gelaten.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. In 1999 inventariseerde men het bouwkundig erfgoed in Zingem, dat toen bestond uit Zingem, Huise (zonder het gehucht Lozer) en Ouwegem. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van de gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, krijgen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, is het volledig achterwege laten van de chronologische limiet, wat het toekennen van erfgoedwaarde aan recent gebouwde panden en constructies mogelijk maakt. Verder houdt men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaardeafweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1999 in Zingem 190 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. In centrumgemeente Zingem werd ongeveer de helft van de inventarisfiches geregistreerd, goed voor 96 fiches. Deelgemeente Huise, die met uitzondering van het gehucht Lozer bij Zingem hoorde, telt 57 fiches en in Ouwegem werden 37 panden en constructies met erfgoedwaarde geselecteerd. We merken daarbij op dat de inventarisfiches van Lozer sinds de fusie van 2019 in de inventarisdatabank te vinden zijn bij Kruishoutem, deelgemeente van Kruisem.
Globaal gezien getuigt het bouwkundig erfgoed van een landelijke gemeente, met de opname in de inventaris van een groot aantal hoeves en boerenhuizen in de gebieden rond de centra. In de centra selecteerde men in hoofdzaak panden gekenmerkt door een bescheiden architectuur, representatief voor in de oorsprong landelijke gemeenten.
Zingem was tot 2019 de spilgemeente van de vroegere fusiegemeente Zingem. In oorsprong een landbouwgemeente met traditionele dorpskern, kende Zingem vanaf midden 19de eeuw een stelselmatige modernisering en aanvulling van de bebouwing. Het stationsgebouw in Zingem herinnert eraan dat de spoorlijn Gent-Oudenaarde uit 1857 ook Zingem aandeed en zorgde, samen met een verbetering en uitbreiding van het wegennet, voor de ontsluiting van de streek. Tot de jaren 1970 gebeurde de bebouwingsverdichting hoofdzakelijk door opvulling langs de invalswegen, vanaf dan zorgden nieuwe verkavelingen voor een sterke bebouwingstoename. Hierdoor is het bouwkundig erfgoed in Zingem eerder versnipperd aanwezig en heterogeen, en getuigt het van verschillende uitbreidingsperiodes van de gemeente. We vinden er behalve de kerk en de pastorie, met oudere kern, vooral vrij bescheiden 19de-eeuwse bebouwing terug, bestaande uit burgerhuizen, rijwoningen van twee bouwlagen en lage dorpswoningen, maar ook enkele grotere herenwoningen. Er is hierbij aandacht voor woningen met kenmerkende, beraapte gevels. Erfgoed dat getuigt van het 19de-eeuwse sociale leven zijn de feestzaal, het klooster, schoolgebouwen en dorpscafés. In de inventaris zijn ook een reeks villa’s en burgerhuizen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw opgenomen, in de meer conventionele stijlen van toen, zoals voorzichtig eclecticisme, cottagestijl en gematigde art deco. Van de nijverheden zijn eveneens getuigen in de inventaris opgenomen. Zo is er een windmolen geregistreerd, en in de Peperstraat een zeldzame getuige van de wannen-, manden- en zetelmakernijverheid waarvoor Zingem bekend was. In het ommeland registreerde het inventaristeam een aantal kapellen en hoeves met erfgoedwaarde, meestal 19de-eeuws, soms met oudere kern.
Ouwegem was tot 2019 een deelgemeente van Zingem. Het is een kleine gemeente, als een wig gedreven in de gemeente Huise die het oosten, zuiden en westen omgeeft. In oorsprong is Ouwegem een landbouwgemeente, maar door de aanleg van een industrieterrein in de jaren 1960 en vanaf eind 20ste eeuw uitgebreid met verkavelingen en nieuwe bouw in het dorpscentrum, evolueert Ouwegem naar een woongemeente voor pendelaars. Hoeves en boerenwoningen vormen de basis van de inventaris bouwkundig erfgoed, getuigend van het oorspronkelijk landelijke karakter van de gemeente. Voor wat betreft het centrum van Ouwegem, zijn er bescheiden dorpswoningen en burgerhuizen uit 19de of begin 20ste eeuw opgenomen, naast woningen die teruggaan tot de 18de eeuw en tot de oudste gebouwen in het centrum behoren. Net als in Zingem had het inventaristeam oog woningen met beraapte gevels.
Huise werd in 1977 een deelgemeente van Zingem, met uitzondering van het gehucht Lozer dat bij buurgemeente Kruishoutem gevoegd werd. Huise is een landbouw- en woongemeente met een zeer landelijk, schilderachtig dorp met behouden organisch gegroeide dorpskern met grotendeels goed behouden kleinschalige bebouwing in een kleinmazig stratenpatroon. Rondom de dorpskern ligt een open kouterlandschap en zijn er nog weinig verkavelingen. In de inventaris vinden we hoeves en dorpsarchitectuur terug die dit landelijke, goed bewaarde dorpskarakter illustreren. De geïnventariseerde panden getuigen van de belangrijke bloei in de 18de eeuw tot midden 19de eeuw. Vlasroterij Vermeiren is een zeldzame getuige van de belangrijke lijnwaadnijverheid waarvoor Huise sinds de 14de eeuw bekend was.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Zingem [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/470 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.