De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Gistel gebeurde in 2001-2003. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde van januari tot juni 2001 op basis van veldwerk en fotografische registratie in Gistel en deelgemeenten Moere, Snaaskerke en Zevekote 176 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2003 verspreid via een papieren, maar niet uitgegeven bundel, binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Gistel situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Gistel was daar één van. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Gistel werd in 2003 verspreid onder het volgnummer WVL3. Alle teksten en beelden werden op de inventariswebsite ontsloten in 2008.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Aanvankelijk nam men het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Historische bouwdossiers waren in Gistel niet beschikbaar; voor de historische panden werd onderzoek gedaan in het kadaster en in het Rijksarchief in Brugge, waar het historische kaartmateriaal bijzonder interessant is. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Gistel gebeurde van januari tot juni 2001. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Gistel formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2001 in Gistel, Moere, Snaaskerke en Zevekote 176 panden en constructies met erfgoedwaarde.
Meer dan de helft van het bouwkundig erfgoed uit de inventaris, 99 panden en constructies, zijn gelegen in hoofdgemeente Gistel. Beeldbepalend voor Gistel is de in kern 17de-eeuwse herberg De Godelieve. De uitvalswegen en het landelijk gebied van Gistel worden gekenmerkt door cottages en (kleine) kastelen. Een aantal gaan terug op een historische site; andere dateren uit het eerste kwart van de 20ste eeuw, de periode waarin Gistel als hinterland van Oostende een grote aantrekkingskracht uitoefende op de burgerij. De verheffing van de relieken van de Heilige Godelieve in 1907 bezorgde Gistel nationale bekendheid. Kenmerkend erfgoed dat herinnert aan het industriële verleden van Gistel langs het in 1980 gedempte kanaal, onder meer de tegelfabriek Boudolf en de steenbakkerij Ste-Godelieve. Van de infrastructuur op de voormalige spoorlijn Torhout-Oostende resten enkel de kleine wachthuisjes. In het Gistelse buitengebied zijn enkele hoeves met 17de- of 18de-eeuwse kern bewaard. Er is maar één verbouwde bergschuur bewaard, nochtans een ooit vaak voorkomend type in de polders. Gaaf bewaarde modelhoeve Britanniahoeve, opgericht door P. Bortier in 1855. Interessant agrarisch erfgoed in Gistel zijn de twee staakmolens en een rosmolen.
In Moere werden 34 panden en constructies opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed. Moere vormt een straatdorp voornamelijk bestaande uit de Provincieweg met kerk, pastorie, kasteeldomein van Moere, kasteel Le bon vouloir, brouwerij den Ouden Abraham, en enkele bewaarde 18de-eeuwse arbeidershuizen en hoeves. Typische dorpsarchitectuur zoals klooster, gemeentehuis, onderpastorie. Een aantal interessante 19de-eeuwse herenhuizen, waaronder een met bewaarde boogserres. Naar de Torhoutsebaan toe, verspreide bebouwing met hoeves uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Ten oosten van de steenweg, Moerdijkstraat met verspreide bebouwing en voormalig station van Moere. Zeer weinig bebouwing in de polders. Er werd aandacht besteed aan klein erfgoed, met onder meer een wegwijzer en een elektriciteitscabine.
24 inventarisfiches in Snaaskerke, een landelijke gemeente die bestaat uit twee delen: Snaaskerke-dorp ten zuiden van het kanaal Nieuwpoort-Plassendale en de Snaaskerkepolder met een raster van loodrecht op mekaar lopende straten ten noorden daarvan. Van het historische dorp zijn de kerk omringd door twee omwalde hoevesites bewaard. Het huidige dorpsbeeld wordt gedomineerd door de Sint-Corneliuskerk van 1911 en lintbebouwing van kleine burger- en arbeidershuizen. In het landelijk gebied bewaarde hoeves met 18de-eeuwse kern: losstaande bestanddelen van witgeschilderde baksteenbouw onder pannen zadeldaken, onder meer hoeves met bergschuur. In de Snaaskerkepolder beperkte verspreide hoevebouw vanaf definitieve drooglegging in 1803: grote hoeves met losse bestanddelen onder pannen zadeldaken. Langs het kanaal zijn een aantal industrieel-archeologische sites bewaard, zoals de beeldbepalende graansilo’s en de Snaaskerkebrug.
De 19 panden en constructies in de inventaris van Zevekote, representatief voor een West-Vlaamse polderdorp. Tal van interessante, vaak 18de-eeuwse polderhoeves, waarvan een aantal de typerende bergschuur bewaarden. In het dorpscentrum kerk, pastorie en 19de-eeuwse dorpspomp en eenvoudige, vooral 19de- en begin-20ste-eeuwse dorpsbebouwing.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Gistel [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/575 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.