Gebeurtenis

Inventarisatie bouwkundig erfgoed Ledegem

geografische inventarisatie
ID
585
URI
https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/585

Beschrijving

De inventaris bouwkundig erfgoed van Ledegem werd gepubliceerd in 1999 in boekdeel 17n1 van de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg (AROHM) maakte de inventaris op. De optekenperiode liep van januari 1998 tot februari 1999. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in 1999. De inventarisatie van bouwkundig erfgoed in Ledegem en deelgemeenten Rollegem-Kapelle en Sint-Eloois-Winkel leverde 158 inventarisfiches op.

Context en doelstelling

De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Ledegem situeert zich in de hoogtijperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Vlaanderen. De inventaris vormde in de jaren 1990 een essentieel instrument binnen het beleid van de opeenvolgende ministers Johan Sauwens en Luc Martens. Allebei wilden ze een snelle afwerking en een actualisatie van de inventaris, om een optimaal beschermingsbeleid te kunnen voeren. Gedreven door deze beleidsvisie, publiceerden de inventaristeams in Vlaanderen in de jaren 1990 negentien boeken, dubbel zoveel als wat ze in het vorige decennium realiseerden.

In West-Vlaanderen zorgde het aanslepende personeelstekort en het tussentijdse beschermingsbeleid voor een lange onderbreking. Na de afwerking van de inventaris van het arrondissement Ieper met het derde boekdeel in 1991, waren er pas acht jaar later twee nieuwe publicaties, 17n1 en 17n2, die het arrondissement Roeselare behandelden. Dankzij de tussenkomst van Minister Luc Martens werd een inhaaloperatie op gang gebracht: sinds november 1997 werden zes nieuwe medewerkers ingezet om de opgelopen achterstand in West-Vlaanderen bij te werken. Vier ervan onderzochten het arrondissement Roeselare terwijl de andere twee de Brugse binnenstad inventariseerden.

De doelstellingen van de inventarisatie in de reeks Bouwen door de Eeuwen heen in Vlaanderen bleven doorheen de hele reeks steeds dezelfde:

  1. Vooreerst wil de inventaris een beschermingsinstrument zijn, als uitgangspunt voor de op te stellen lijsten van te beschermen monumenten, stads- en dorpsgezichten.
  2. Vervolgens wil de inventaris een gids zijn voor de architectuur van de streek.
  3. Tenslotte wil hij door een eerste, verbeterbaar overzicht te geven van het bouwkundig erfgoed, een uitgangspunt vormen voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Methodologie

De werkwijze bij het opstellen van de inventaris van Ledegem bleef de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de Eeuwen Heen volgen. De instroom van jonge onderzoekers zorgde echter voor een aansluiting bij de nieuwste ideeën van bouwhistorisch onderzoek. De aanpassing van de methodologie aan de evolutie in de monumentenzorg wordt expliciet omschreven in de verantwoordingen en inleidingen.

Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnames vulden elkaar aan. Waar onderzoek van de interieurs in de standaard methodologie beperkt bleef tot kerken en een aantal openbare gebouwen, bezocht men bij de inventarisatie van boekdeel 17n1 ook privé-interieurs. Voor het eerst lezen we in de verantwoording dat “de interieurs van privégebouwen in de mate van het mogelijke werden bezocht”, wat afwijkt van de standaardformuleringen betreffende het onderzoek van interieurs die we in alle voorafgaande delen van de Bouwen-reeks lazen.

Omwille van tijdsefficiëntie behoorde een systematische consultatie van niet gepubliceerd archiefmateriaal voor alle inventarisobjecten nooit tot de standaardmethodologie van het project Bouwen door de Eeuwen Heen. Omdat in de stad Roeselare de bouwaanvragen waren bewaard, ging men daar over tot een systematisch onderzoek van deze documenten; in Ledegem en Moorslede werden geen bouwdossiers geconsulteerd. In tegenstelling tot de Antwerpse teams, deden de West-Vlaamse inventaristeams in de jaren 1990 nog geen onderzoek in het archief van het kadaster om de 19de- en 20ste-eeuwse wijzigingen van het bouwkundig erfgoed te documenteren.

Men nam het arrondissement steeds als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek en de selectie. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventaris van één arrondissement per boekdeel al snel niet meer haalbaar, waardoor men vanaf de jaren 1980 overschakelde naar kantons. Dat deed men ook voor het arrondissement Roeselare. Omdat de opgetekende items in het Roeselaarse en het systematische onderzoek van de bouwaanvragen meer materiaal hebben aangebracht dan verwacht, splitste men ook de inventaris van het arrondissement Roeselare op in twee boekdelen. Het kanton Roeselare, met fusiegemeenten Ledegem, Moorslede en Roeselare, publiceerde men in boekdeel 17n1. De inventaris van de gemeenten Hooglede, Ingelmunster, Izegem, Lichtervelde en Staden, gelegen in de kantons Hooglede, Izegem en Lichtervelde zijn verzameld in boekdeel 17n2.

De beschrijving van het erfgoed gebeurde volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de erfgoedwaarde van het geselecteerde erfgoed extra motiveren en linken maken met de context waarin het erfgoed werd gewaardeerd. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen. Bij het begin van elk boekdeel legde een algemene inleiding het verband tussen het bouwkundig erfgoed en de geografische, landschappelijke en historische en stedenbouwkundige omgeving en evolutie. Bij boekdeel 17n1 maakte men een uitgebreide algemene inleiding voor het volledige kanton, waarin men in het architectuurhistorisch overzicht uitgebreid de conclusies beschrijft van de inventarisatie van het bouwkundig erfgoed, voorafgegaan door een algemene situering, een landschapstypering en een historische achtergrond. Men maakt ook voor elke gemeente en deelgemeente een inleiding op, waarbinnen het bouwkundig erfgoed wordt gekaderd.

Waarden en criteria voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed

Men selecteerde panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in de gemeenten van het kanton Roeselare gebeurde in 1998-1999. Men gebruikte toen de waarden opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 werd bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Er was grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteerde men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Een ander belangrijk aspect bij de selectie dat het decreet van 1976 genereerde, was het achterwege laten van de chronologische limiet. In principe bestond er sindsdien geen chronologische limiet meer voor opname in de inventarissen, maar in praktijk werd deze toch vastgesteld op circa 1940. Waar men in de stad Roeselare op basis van het onderzoek van de bewaarde bouwdossiers een ruime selectie bouwkundig erfgoed van na de Tweede Wereldoorlog selecteerde, was dat in Ledegem niet het geval. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.

Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio en/of per type. Hoewel de inventaris van Ledegem formeel als een apart boekdeel is gepubliceerd in de publicatiereeks, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in het volledige arrondissement, om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.

Inventaris bouwkundig erfgoed in Ledegem

Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 1998-1999 in Ledegem en deelgemeenten 158 panden en constructies met erfgoedwaarde voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. 77 daarvan zijn gelegen in spilgemeente Ledegem. In Rollegem-Kapelle nam men 21 bouwkundige objecten op, in Sint-Eloois-Winkel 60.

De basisbebouwing in de historische kernen bestaat uit bescheiden bebouwing uit de 19de en 20ste eeuw, met sporadisch oudere gebouwen. Als evident bouwkundig erfgoed met historische waarde zijn de parochiekerken, pastorieën, gemeentehuizen en onderwijsgebouwen opgenomen in de inventaris. Daarbij is de Sint-Petruskerk te Ledegem de enige kerk in het kanton die een beeld geeft van de 18de-eeuwse kerkbouw. De 18de-eeuwse pastorie van Sint-Eloois-Winkel is oudst bewaarde pastorie in het kanton. De pastorieën volgen de architecturale tendensen, met rond de eeuwwisseling een voorkeur voor de neogotiek, met als representatief voorbeeld de onderpastorie te Sint-Eloois-Winkel. Verder bevat de inventaris representatieve bescheiden bebouwing zoals arbeiderswoningen, burgerhuizen, herbergen met eenvoudige bakstenen lijstgevels. Aan de rand van de dorpskernen werden een aantal opvallende landhuizen of buitenplaatsen geïnventariseerd. De oudste bewaarde buitenplaats is het Peereboomhuis in Ledegem; ze klimt op tot de 18de eeuw. Vanaf de 19de eeuw bouwen ook de rijke burgerij en gefortuneerde industriëlen landhuizen en buitenplaatsen, bijvoorbeeld het kasteeltje van de Rijselse wolhandelaar R. Nys in Sint-Eloois-Winkel. Typerend voor Vlaanderen, zijn de overal verspreide kapellen, vooral daterend uit de 19de en 20ste eeuw, waarvan de representatieve voorbeelden werden geselecteerd als bouwkundig erfgoed.

Het agrarische bouwkundig erfgoed vormt het zwaartepunt van de inventaris van Ledegem. De inventaris bevat een aantal herenhoeven: de Oosthove te Ledegem en het Beurtepachthof te Sint-Eloois-Winkel waren lenen van de Wevelgemse Guldenbergabdij. Te Rollegem-Kapelle ligt het Capellehof in de onmiddellijke nabijheid van de kerk. Deze hoeven bewaren nog in hoge mate hun oorspronkelijk 18de- of 19de-eeuws karakter. Herenhoeven waren bij uitstek omwald, doch hiervan zijn slechts restanten bewaard bijvoorbeeld bij het Waterpachtgoed te Rollegem-Kapelle. Het poortgebouw van 't Groot Schardouw in Sint-Eloois-Winkel is exemplarisch.

Typerend voor de streek zijn de cichorei-asten. In Ledegem werden twee voorbeelden van hele grote asten geïnventariseerd. Eveneens landbouwgebonden zijn de talrijke vlasfabrieken in Ledegem en Sint-Eloois-Winkel. Belangrijke componenten zijn de betonnen rootputten en de meerbeukige vlasschuren. Typerend landelijk erfgoed is de Molen van het Lindeke, een houten staakmolen die vanuit Emelgem naar Sint-Eloois-Winkel verhuisde.

De inventaris van Ledegem bevat een selectie bouwkundig erfgoed met industrieel-archeologische waarde. Zo zijn er de getuigen van de vlasbewerking die tijdens het interbellum een belangrijke activiteit was in Ledegem. Enkele betonnen rootputten met typerende schoorstenen zijn bewaard. Er worden fabrieken opgericht voor het roten en zwingelen van vlas; de Algemene Fluweelweverij te Ledegem gaat terug tot 1924. Van de spoorwegarchitectuur getuigt het vrij grote station van Ledegem uit de tweede helft van de 19de eeuw met het bijhorende seinwachtershuis. De in 1907 te Ledegem opgerichte conservenfabriek La Merveille is een voorbeeld van de aan landbouw gebonden industrie in Ledegem. Te Ledegem en Sint-Eloois-Winkel zijn van de voormalige brouwerijen het ensemble van de herenwoning en een deel van de brouwerijgebouwen van brouwerij Peirsegaele bewaard.

De inventaris van Ledegem bevat een aantal opvallende hiaten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog behoort het kanton Roeselare tot het Etappengebiet, een door de Duitsers bezet gebied met militair bestuur. De Flandern I Stellung met betonnen schuilplaatsen doorkruist Moorslede en Ledegem. Daarvan werd geen enkel voorbeeld opgenomen in de inventaris. Ook de militaire begraafplaats van het Gemenebest in Ledegem werd enkel vermeld in de inleiding, zonder aparte vermelding in de inventaris. Het oorlogserfgoed werd pas begin 21ste eeuw binnen thematische inventarisprojecten toegevoegd aan de inventaris. Ook architectuur van na de Tweede Wereldoorlog ontbreekt in de inventaris bouwkundig erfgoed van Ledegem.

  • DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C., TANSENS A. & VANNESTE P. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n1, Brussel - Turnhout.
  • GOEDLEVEN E. 1999: Woord Vooraf, in: DE GUNSCH A., METDEPENNINGHEN C., TANSENS A. & VANNESTE P., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kanton Roeselare, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17n1, Brussel – Turnhout, V-VI.

Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

Is deel van

Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen

Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen

Bekijk gerelateerde erfgoedobjecten


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Ledegem [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/585 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.