De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Menen gebeurde in 2001-2004. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde van mei tot oktober 2002 op basis van veldwerk en fotografische registratie in Menen en deelgemeenten Lauwe en Rekkem 683 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2004 verspreid via een papieren, maar niet uitgegeven bundel, binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de inventaristeksten op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Menen situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Menen was daar één van. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Menen werd in 2004 verspreid onder het volgnummer WVL7. Alle teksten en beelden werden op de inventariswebsite ontsloten in 2008.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Aanvankelijk nam men het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Die werden, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Als hulpbron werd voor de inventaris van Menen gebruik gemaakt van historische kaarten als onder meer de Ferrariskaart (1770-1778), de P.C. Poppkaart (circa 1850) en de Atlas der Buurtwegen (1843). De bouwaanvragen bewaard in het stadsarchief van Menen werden systematisch geraadpleegd voor de periode tussen 1808 en 1940. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren. Deze contextuele aanpak resulteerde in de introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Menen gebeurde van januari tot juni 2001. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Menen formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van deze waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2001 in Menen, Lauwe en Rekkem 683 panden en constructies met erfgoedwaarde.
Het meeste bouwkundig erfgoed, goed voor 509 fiches, is gelegen in de stad Menen, gelegen aan de Leie, die de natuurlijke grens vormt tussen Menen en Frankrijk. Historische vestingstad die doorgaat als één van de meest volmaakte werken van Vauban. Van de vestiging bleven belangrijke fragmenten bewaard, net als het kazernegebouw en het wapenarsenaal. De stad is vooral gekenmerkt door een groot aantal arbeiderswoningen uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, gerelateerd aan het grote aantal Franse grensarbeiders in de vlas- en tabaksnijverheid. Daarnaast ook 18de- en 19de-eeuwse bebouwing: herenhuizen en burgerwoningen met bepleisterde of gecementeerde neoclassicistische lijstgevels. Opvallend is het grote aantal gevels te Menen en omgeving bekleed door het atelier Guilmain Fr. Ook tal van typische interbellumwoningen in zowel historiserende stijlen, art deco als modernisme. Opvallend is het monopolie van de plaatselijke architecten in de Menense interbellumarchitectuur. Meest voorkomende architect is G. Boghemans (1891-1984). Hij staat in voor de verwezenlijking van tal van woonhuizen waaronder 450 volkswoningen in de wijk Ons Dorp. Het noorden van Menen wordt gekenmerkt door verspreide hoevebouw. Het geringe aantal hoeves heeft een 19de-eeuws of vroeg 20ste-eeuws uitzicht en bestaat uit losstaande, veelal onbeschilderde bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken. In het zuiden van de gemeente, verdwenen heel wat hoeves door de aanleg van verschillende wijken voor grensarbeiders en het industriegebied Menen Grensland. Vermeldenswaardig zijn de kasteelhoeve zo genaamd "La Haute Cense" en de hoeve zo genaamd Basse Cense. De enige bewaarde molen is de 18de-eeuws olie- en graanmolen De Goede Hoop in de Kortrijkstraat.
In de inventaris bouwkundig erfgoed van Lauwe zijn 114 panden en constructies opgenomen. Basisbebouwing bestaande uit 19de- of 20ste-eeuwse breedhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken. Voornamelijk doorsnee rijwoningen, daarnaast verschillende burger- en herenhuizen. Groot aantal boerenarbeidershuizen, verspreid over de gemeente. Versnipperd hoevebestand, vele hoeves zijn verdwenen, het nog overgebleven 18de-eeuws hoevebestand is ondertussen sterk verbouwd, voornamelijk boerenhuizen met vernieuwde parementen en gewijzigde muuropeningen. Lauwe is een nijverheidsgemeente met erfgoed dat daarvan getuigt, onder meer roterijen, dakpannenfabriek Lauwberg en brouwerij Frik.
In Rekkem zijn 60 panden en constructies opgenomen in de inventaris. In zijn huidige vorm straatdorp met van oudsher tweeledige dorpskern met enerzijds de kerk en kasteelhoeve en anderzijds de Plaats met aansluitende straten. Overwegend breedhuizen uit de tweede helft van de 19de eeuw en eerste helft 20ste eeuw. Vaak eenvoudige bakstenen lijstgevels al dan niet verfraaid door sierbaksteen en/of friezen. Buiten de dorpskom verspreide hoevebouw qua typologie enerzijds aansluitend bij het gesloten type en anderzijds bij het hoevetype met losse bestanddelen. Ook tal van arbeiders- en boerenarbeidershuizen uit het eind van de 19de eeuw en begin 20ste eeuw.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Menen [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/587 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.