De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Houthulst gebeurde in 2005-2006. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde in Houthulst, Jonkershove, Klerken en Merkem 254 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2006 verspreid via een papieren, maar niet uitgegeven bundel binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de teksten en beelden op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Houthulst situeert zich op het einde van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten, waaronder Houthulst. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Houthulst werd in 2006 verspreid onder het volgnummer WVL24. Alle teksten en beelden werden in 2008 op de inventariswebsite ontsloten.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is de vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaams deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Voor Houthulst werd gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal als de Ferrariskaart (1770-1778), de Atlas der Buurtwegen (circa 1843) en de kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (1861, 1883 en 1911). Voor de grotere items, zoals onder meer de kerken werd gebruik gemaakt van het archief en de plannen van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen en werd het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten geraadpleegd.
Onlosmakelijk verbonden met het gegeven dat de frontlinie van de Eerste Wereldoorlog aan het hier behandelde grondgebied paalde, behoren een groot aantal items tot het oorlogserfgoed. Hiermee in verband vond er een belangrijke wisselwerking plaats met het project "Inventarisatie van relicten uit WO I in de Westhoek", een samenwerkingsverband tussen de Provincie West-Vlaanderen en de Afdeling Monumenten en Landschappen. Naast de aangeleverde informatie werd in de meeste gevallen ook dankbaar gebruikt gemaakt van het fotomateriaal vanuit dit project om de relicten uit de Eerste Wereldoorlog in deze inventaris te illustreren.
Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Houthulst gebeurde van april 2005 tot januari 2006. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Houthulst formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van deze waarden en criteria inventariseerde men in 2005-2006 in Houthulst en deelgemeenten Jonkershove, Klerken en Merkem 254 panden en constructies met erfgoedwaarde.
Het bouwkundig erfgoed in Houthulst en deelgemeenten is representatief voor het volledige gebied in de Westhoek: door de ligging in het frontgebied zijn de gemeenten in dit gebied tijdens de Eerste Wereldoorlog bijna volledig vernietigd. De inventaris van Houthulst en deelgemeenten bestaat dus zo goed als integraal uit voorbeelden van sobere, hoofdzakelijk gele bakstenen wederopbouwarchitectuur. Parochiekerken, kloosters, kastelen, gemeentehuizen, hoeves, dorpswoningen en (boeren)arbeidershuizen vormen samen een staalkaart van de verschillende stijlen binnen de wederopbouwarchitectuur. Typisch voor alle dorpskernen is de kleinschalige bebouwing met onder meer kleine burgerhuizen, markerende hoekpanden met afgeschuinde traveeën en lage, kleine arbeidershuizen. Die kleine, vrijstaande boerenarbeidershuizen werden in Houthulst en Klerken bewoond door de leurders of “boskanters” die de gemeenten tot in de 20ste eeuw kenmerkten.
Kenmerkend voor spilgemeente Houthulst is dat men bij de wederopbouw de dorpskern wijzigde en de parochiekerk verplaatste. De dorpskern van Houthulst wordt verder gekenmerkt door een groot aantal oorlogsgedenktekens. Hoewel ze het eindoffensief van het najaar van 1918 herdenken, zijn de meeste pas opgericht na de Tweede Wereldoorlog. In de inventaris werd in Houthulst één uitzonderlijk bewaarde 19de-eeuwse hoeve geregistreerd.
Jonkershove bewaart een aantal gave wederopbouwhoeves met losstaande bestanddelen onder pannen zadeldaken. Sommige van die hoeves worden bij de wederopbouw op een nieuwe site dichter bij de weg heropgebouwd. Bij een aantal hoeves valt de aandacht die besteed is aan de opkamer op. Eveneens van belang in Jonkershoeve zijn de kleine Mariakapelletjes. Op het grondgebied van Jonkershove neemt het oorlogserfgoed van de Eerste Wereldoorlog een belangrijke plaats in: de inventaris bevat een hoog aantal, gaaf bewaarde Duitse betonconstructies.
In Klerken is de tijdens de Eerste Wereldoorlog deels vernietigde Vandemoorteles molen bewaard, ook Vredesmolen genoemd. Ook in Klerken maken getuigen van Duitse oorlogsconstructies deel uit van de inventaris. Het beeldbepalende klooster, na de oorlog op een andere plek heropgebouwd, wordt in de jaren 1950-1960 drastisch aangepast met modernistische inslag.
Eerder uitzonderlijk voor de wederopbouw werd in Merkem voor de heropbouw van zowel grotere complexen als hoeves en woonhuizen niet teruggegrepen naar de vooroorlogse situatie. Zo worden het kasteel, het kloostercomplex, het gemeentehuis en de gemeenteschool naar een volledig nieuw ontwerp zonder referentie naar de vooroorlogse situatie heropgebouwd. Alleen voor de beschermde Sint-Bavokerk werd het vooroorlogs model gekozen. De inventaris van Merkem bevat een aantal zeldzame constructies die ouder zijn dan de wederopbouwperiode. De 18de-eeuwse Beukelaremolen werd overgebracht uit Poperinge. Het historische Fort de Cnocke is een geheel van landschappelijke 'sporen' van een fort dat in 1781 geslecht werd. Typisch voor een inventaris in de Westhoek, zijn de bunkers en een groot aantal monumentale oorlogsgedenktekens en gedenkplaten in Merkem.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Houthulst [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/598 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.