De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Wevelgem, Gullegem en Moorsele gebeurde in 2003-2005. Het inventaristeam van de toenmalige Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde van maart tot augustus 2003 op basis van veldwerk en fotografische registratie in Wevelgem en deelgemeenten Gullegem en Moorsele 653 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2005 verspreid via een papieren, niet uitgegeven bundel, binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Het project werd gefinaliseerd in 2008 met het publiceren van de teksten en beelden op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Wevelgem situeert zich in de eindperiode van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten. De inventaris van Wevelgem was daar één van. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Wevelgem werd in 2005 verspreid onder het volgnummer WVL15. Alle teksten en beelden werden op de inventariswebsite ontsloten in 2008.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is de vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaamse deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste reeks inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Als hulpbron werd in Wevelgem gebruik gemaakt van historische kaarten als onder meer de Ferrariskaart (1770-1778), de P.C. Poppkaart (circa 1850) en de Atlas der Buurtwegen (1843). De bouwaanvragen bewaard in het gemeentearchief van Wevelgem werden systematisch geraadpleegd voor de periode tussen 1895 en 1940. Deze bouwhistorische achtergrondinformatie kon de gebouwen in hun context situeren, hun vroegere functie en evolutie belichten, en op die manier de erfgoedwaarde extra motiveren.
Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie van bouwkundig erfgoed het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving met focus op het exterieur. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden. In Wevelgem maakten de onderzoekers beschrijvingen van alle deelgemeenten en straten waar men erfgoed registreerde.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Wevelgem gebeurde in 2003-2005. Men gebruikte bij de inventarisatie de waarden opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Wevelgem formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording in die bundels een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde dient gekaderd te worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van de decretale waarden en criteria selecteerde het inventaristeam in 2003-2005 in Wevelgem, Gullegem en Moorsele 653 panden en constructies met erfgoedwaarde.
Ruim de helft van het geïnventariseerde bouwkundig erfgoed is gelegen in hoofdgemeente Wevelgem, namelijk 335 panden en constructies. Wevelgem heeft als historische dorpskern de Grote Markt met de Sint-Hilariuskerk en de uitvalswegen Kortrijkstraat, Menenstraat, Lauwestraat, Lode De Boningestraat en Brugstraat. De basisbebouwing bestaat er uit 19de- en 20ste-eeuwse arbeiderswoningen en burgerhuizen, doorgaans met eenvoudige lijstgevels, waarvan een ruime selectie opgenomen in de inventaris. Opvallende aanwezigheid van vlasnijverheid in het straatbeeld, met de kenmerkende "botekoperswoningen", vlashandelaars- of vlasbaronwoningen getypeerd door poorttravee met daarboven een laadluik of -venster. Talrijke vlasschuren, vaak monumentaal en beeldbepalend. Het huidige gemeentehuis werd in 1894-96 gebouwd als woning door de familie Jules Van Ackere-Van der Mersch, oprichters van de weverij in Wevelgem. Buiten de dorpskom, klein en versnipperd hoevebestand; hoeves met losstaande bestanddelen, voornamelijk uit de 19de en 20ste eeuw, enkele met een 17de- of 18de-eeuwse kern. Belangrijke getuige van de Eerste Wereldoorlog is de Duitse militaire begraafplaats. Het betreft één van de vier grote Duitse verzamelbegraafplaatsen in Vlaanderen. De inventaris van Wevelgem besteedt ruime aandacht aan naoorlogse architectuur, met bijvoorbeeld een villa uit 1998, het Expo 58-paviljoen van Joegoslavië, een hedendaags bedrijfspand in organische stijl. Ook de parochiekerken van de twee recente parochies werden geselecteerd. Er is de parochiekerk Sint-Theresia, opgetrokken tussen 1960 en 1964 in neoromaanse stijl en de parochiekerk Onbevlekt Hart van Maria, samen met het plein ontworpen in 1963-65 naar ontwerp van Dom Hans van der Laan.
189 inventarispanden zijn gelegen in Gullegem. Ook in Gullegem bepaalt de vlasnijverheid in belangrijke mate de samenstelling van de inventaris bouwkundig erfgoed. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw, samenlopend met de opkomende vlasindustrie worden de dorpsstraten bebouwd. De basisbebouwing bestaat uit breedhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken. Veel arbeiderswoningen met eenvoudige bakstenen lijstgevel. Daarnaast ook een groot aantal burgerwoningen die werden opgetrokken in opdracht van vlashandelaars. De plaatselijke architect Remi Lemahieu had een groot cliënteel in de burgerij. Pastorie met rijke geschiedenis, teruggaand tot 1480 en heropgebouwd in 1717, bekend omdat Guido Gezelle er zijn vakanties doorbracht. In het noorden en zuidwesten van het grondgebied bleven enkele historische hoeves behouden, meestal teruggaand op een oudere site die reeds weergegeven wordt in landboeken.
De inventaris van Moorsele telt 127 panden en constructies. De dorpskern wordt gevormd door het Sint-Maartensplein met de Sint-Martinus en Sint-Christoffelkerk en het kasteel van Moorsele. Bebouwing voornamelijk geconcentreerd rond de uitvalswegen, overwegend architectuur uit de 19de en het begin van de 20ste eeuw, maar enkele woonhuizen met 18de-eeuwse kern. De meeste woningen zijn eenvoudige breedhuizen, met lijstgevels met variërende gevelbreedte. Typerend zijn de vele arbeiders- en boerenarbeidershuizen en kleine vlaswoningen herkenbaar aan het laadvenster. Verschillende rootputten zijn nog getuige van de voormalige vlasnijverheid die de gemeente kende. Buiten de dorpskom, verspreide hoevebouw. Al dan niet omwalde hoeves bestaande uit losstaande verankerde bakstenen bestanddelen, enkele met gesloten of semigesloten opstelling, verschillende met oude kern (13de tot 18de eeuw) doch heden veelal sterk aangepast.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Wevelgem [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/603 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.