Op 1 januari 2025 fusioneren Tielt en Meulebeke tot de gemeente Tielt. De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in deze gemeenten gebeurde lang voor deze fusie, en wordt daarom in twee aparte gebeurtenissen besproken.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Tielt en deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle gebeurde in 2006-2007. Een inventaristeam van de Afdeling Monumenten en Landschappen inventariseerde en beschreef van maart 2006 tot mei 2007 in Tielt en deelgemeenten 701 panden en constructies met erfgoedwaarde. De gegevens werden in 2007 verspreid via twee papieren bundels binnen de reeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Deel I bevat een deel van de inventaris van de stad Tielt, namelijk de straten van A tot R. Deel II bevat de straten S-Z van de stad Tielt, en de inventaris van Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle. Het project werd in hetzelfde jaar gefinaliseerd met het publiceren van de teksten en beelden op de inventariswebsite.
De inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in Tielt situeert zich op het einde van de grootschalige geografische inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in België. In het jaar 2000 valt de beslissing de boekenreeks Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen stop te zetten. Vanaf 1975 verschenen alle in Vlaanderen opgemaakte inventarissen bouwkundig erfgoed in deze boekenreeks. In totaal publiceerde men 56 boekvolumes, waarin de inventarissen van 243 van de toen 308 Vlaamse gemeenten verschenen. De provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant werkte men helemaal af binnen deze reeks. In Oost-Vlaanderen moest men nog de inventarissen van 22 gemeenten opmaken, in West-Vlaanderen nog van 43 gemeenten, waaronder Tielt. Die inventarissen zijn niet meer in boekvorm gepubliceerd maar stelde men rechtstreeks op de inventariswebsite van de Afdeling Monumenten en Landschappen ter beschikking.
In West-Vlaanderen streefde men naar een optimale ontsluiting van de inventarisgegevens naar geïnteresseerden en naar lokale besturen toe. De teams zorgden voor een snelle publicatie van hun teksten en foto’s op de inventariswebsite, en kozen ervoor de gegevens per gemeente ook op papier aan te bieden, in eenvoudige, afgeprinte en geringde A4-bundels. Deze documenten werden nooit uitgegeven, maar konden besteld worden bij de administratie. De 43 resterende gemeenten werden tussen 2001 en 2011 verzameld in 50 genummerde bundels. Omdat de deelgemeenten van Brugge deels een eigen volgnummer kregen, is er een discrepantie tussen aantal volgnummers en aantal gemeenten. De inventaris van Tielt werd in 2007 verspreid onder het volgnummer WVL29. Alle teksten en beelden werden in hetzelfde jaar op de inventariswebsite ontsloten.
Zeer interessant bij die gedrukte bundels is de vierde doelstelling die men bij elk West-Vlaams deel insloot. Van het eerste tot het laatste gepubliceerde boekdeel van Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen lazen we dat:
Daar wordt in alle apart gedrukte bundels een vierde doelstelling aan toegevoegd:
Ook voor de laatste inventarissen in West-Vlaanderen hield men vast aan de basisprincipes van de inventarismethodologie van het project Bouwen door de eeuwen heen. Veldwerk vanop de openbare weg bleef de basis voor de evaluatie en de selectie van het bouwkundig erfgoed. Registratie van de visuele waarnemingen ter plaatse op een veldwerkfiche en fotografische opnamen vulden elkaar aan.
Bij de eerste inventarissen maakte men de beschrijving op basis van een visuele evaluatie en screening van het erfgoed ter plaatse. Vanaf de jaren 1990 vulde men dat aan met onderzoek van beschikbare literatuur en archiefonderzoek, waarbij het onderzoek in het archief van het kadaster steeds systematischer werd uitgevoerd. Voor Tielt zocht men de mutatieschetsen op in het kadaster voor de historische panden en werd gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal als de Ferrariskaart (1770-1778), de Atlas der Buurtwegen (1847) en het kaartenmateriaal bewaard in de rijksarchieven. Van groot belang voor het onderzoek in Tielt was de medewerking van de heemkundige kringen, die meeschreven aan de historische inleidingen, en het onderzoek door hun publicaties en iconografisch materiaal ondersteunden. Zeer belangrijk waren de talrijke bouwaanvragen die in het Tieltse stadsarchief bewaard zijn en door de inventarisatie konden gelinkt worden aan bestaande panden, waardoor dit deel van het archief voor het eerst op een systematische wijze ontsloten werd.
Aanvankelijk nam men bij de inventarisatie het arrondissement als studiegebied voor de geografische aanpak van het onderzoek, de selectie en de publicatie in boekdelen. Door de ruimere selectiecriteria was de publicatie van de inventarissen per arrondissement al snel niet meer haalbaar, waardoor men overschakelde naar kantons. Toen men rond 2000 stopte met de publicatie van de inventarissen in de boekenreeks, liet men ook de afbakening per kanton varen. De inventarissen werden per gemeente opgemaakt, afgewerkt en gepubliceerd op de inventariswebsite.
De beschrijving van het erfgoed in deze gemeentelijke inventarissen bleef gebeuren volgens het stramien uit de inventarismethodologie. Sinds de jaren 1990 werden die, mee evoluerend met de professionalisering van de monumentenzorg, steeds uitgebreider en gespecialiseerder. Historiek, context, volume, materialen en details kregen een plaats in de gestructureerde beschrijving. De contextuele aanpak die in de jaren 1990 werd uitgewerkt, met introductie van beschrijvingen van straatbeelden en (deel)gemeente-inleidingen, werd eveneens aangehouden.
Men selecteert panden en constructies binnen de afgebakende geografische context steeds omwille van de op dat moment geldende erfgoedwaarden, vermeld in de wetgeving. De selectie en registratie van het bouwkundig erfgoed in Tielt gebeurde van maart 2006 tot mei 2007. Men gebruikte bij de inventarisatie de criteria opgenomen in het decreet van 3 maart 1976 en gewijzigd bij decreet van 22 februari 1995. Vanaf 1976 wordt bouwkundig erfgoed geselecteerd op basis van de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde, wat een zeer ruime interpretatie van de definitie van bouwkundig erfgoed mogelijk maakte. Er is grote aandacht voor straatbeelden en ensembles; naast religieuze, burgerlijke en industriële gebouwen selecteert men een ruim aantal doorsneewoningen en -constructies, representatief voor de basisbebouwing van een bepaalde gemeente of streek. Kleinere bouwkundige elementen, zoals straatmeubilair, kregen systematisch hun plaats in de inventarissen. Meestal heeft een geselecteerd inventarisobject niet één bepaalde erfgoedwaarde, maar gaat het om een wisselwerking tussen meerdere waarden. Een chronologische limiet wordt sinds het decreet van 1976 volledig achterwege gelaten. Verder hield men rekening met volgende criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de authenticiteit, de representativiteit, de ensemblewaarde en de contextwaarde.
Deze waarden en criteria worden niet afzonderlijk beschouwd. Het is de globale beoordeling die het uitgangspunt vormt voor de evaluatie. Voor opname in de inventaris van het bouwkundig erfgoed dienen de waarden en criteria afgetoetst te worden binnen het geografische kader van het inventarisproject. Met andere woorden: de opname van een gebouw of object in de inventaris wordt nooit object per object besloten, maar steeds in het kader van de erfgoedwaarde-afweging van een groep van gebouwen of objecten per regio of per type. Hoewel de inventaris van Tielt formeel als een apart project is gepubliceerd op de inventariswebsite, gebruikte het inventaristeam bij de selectie van het erfgoed de inventarisgegevens uit de toen lopende inventarisprojecten in omliggende gemeenten om een weloverwogen en ruim selectiekader te creëren.
Op vlak van selectie op basis van de waarden en criteria bij de vanaf 2000 los verspreide bundels in West-Vlaanderen bevat de verantwoording die men bij elk West-Vlaamse deel insloot een interessante passage. Daar lezen we een aantal principiële wijzigingen tegenover de selectie van bouwkundig erfgoed letterlijk af. In de gedrukte boeken hield men tot op het einde grotendeels vast aan een chronologische grens van 1940, maar schaars uitgebreid met voorbeelden van meer recente architectuur. Bij de inventaris “nieuwe stijl” liet men deze limiet vallen: “Er bestaat in principe geen chronologische limiet voor de opname in de inventaris.” De collectie 20ste-eeuwse architectuurtijdschriften die de bibliotheekcollega’s ontsloten, gaf een basis voor een ruimere, beter onderbouwde selectie van recente, ook naoorlogse architectuur. Een andere limiet die wegviel was die van het maximaal aantal lettertekens per gepubliceerd boekdeel. In een online publicatievorm konden alle panden en constructies met erfgoedwaarde een eigen fiche krijgen in de gemeentelijke inventaris. Een merkbaar verschil is dat men daardoor ook voorbeelden van eerder bescheiden, alomtegenwoordige erfgoedtypes selecteerde als apart erfgoedobject, terwijl die bij een publicatie in boekvorm doorgaans in een straatinleiding werden verwerkt. Deze evolutie van ruimere selectie van representatieve, bescheiden basisbebouwing met erfgoedwaarde moet gekaderd worden in de steeds groeiende aandacht voor nieuwe architectuurtypes in de wetenschappelijke wereld. Ook het toen zeer positieve klimaat ten opzichte van erfgoed en monumentenzorg maakte de aandacht voor kleinere, bescheiden erfgoedtypes in die tijd vanzelfsprekend.
Door een ruime blik op literatuur en archief en gevoed door collega’s uit andere teams, werden begin 21ste eeuw steeds meer erfgoedtypes geselecteerd voor opname in de inventaris bouwkundig erfgoed. De specialist industrieel erfgoed gaf per gemeente tips en documentatie mee aan de inventaristeams. In Limburg en Vlaams-Brabant liepen in die tijd de inventarisaties van historische tuinen en parken. Dit project inspireerde de bouwkundigen in West-Vlaanderen om waardevolle tuinen en parken mee op te nemen in de beschrijving van de bouwkundige objecten die ze selecteerden.
Op basis van deze waarden en criteria inventariseerde men in 2006-2007 in Tielt en deelgemeenten Aarsele, Kanegem en Schuiferskapelle 701 panden en constructies met erfgoedwaarde. Typerend voor deze inventaris is het grote aantal agrarisch erfgoed, doorgaans hoeves met gebouwen uit de 19de eeuw, maar vaak met oudere kern of hoevegebouwen die dateren uit de 17de en 18de eeuw. Waardevol in deze inventaris zijn de ondergrondse gemetselde aardappelkelders. Typerend voor landelijk West-Vlaanderen zijn de bewaarde windmolens. In de dorpskernen is het geïnventariseerde erfgoed vooral 19de- en 20ste-eeuws, meestal bakstenen woningen in bescheiden bouwstijlen. De nochtans talrijk bewaarde interbellumarchitectuur vertoont weinig toonaangevende kenmerken van de zuivere art-deco- of modernistische stijl. In centrumgemeente Tielt en in Aarsele had de inventarisploeg aandacht voor de interessante naoorlogse architectuur, ook voor privéwoningen. Opmerkelijk zijn een groot aantal kwalitatieve realisaties van alleenstaande eengezinswoningen gebouwd in de jaren 1960-1970, vooral in Tielt en Aarsele. Het architectenbureau Konstrukto speelt hierbij een vooraanstaande en inspirerende rol. Ook in het laatste kwart van de 20ste eeuw worden enkele interessante grootschalige nieuwbouwprojecten gerealiseerd, onder meer de nieuwe bibliotheek, de Europahal en het nieuw Administratief Centrum met Vredegerecht. Enkele recente opmerkelijke realisaties van privéarchitectuur. Verspreid over het hele grondgebied komen 19de- en 20ste-eeuwse kapellen voor, in diverse groottes en bouwstijlen.
In de stad Tielt werden 435 panden en constructies opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed. In de stad Tielt is het oudste bouwkundig erfgoed aanwezig, opklimmend tot de middeleeuwen, met onder meer het belfort, het hospitaal van de Alexianen, de laatgotische Sint-Pieterskerk. De inventaris bevat ook resten van 17de-eeuwse en 18de-eeuwse gebouwen en privéwoningen. Opvallend zijn de imposante herenhuizen uit de eerste helft van de 19de eeuw in een lokale interpretatie van de empirestijl. Neoclassicistische panden uit de tweede helft van de 19de eeuw in het centrum. De neogotische stijl is vertegenwoordigd in de vele kloosters en kapellen. De bewaarde industriële complexen getuigen van de vele 19de- en begin 20ste-eeuwse nijverheden die in Tielt gevestigd waren. Voornamelijk van de textielnijverheid zijn complexen bewaard. Zeldzame lokale interpretaties van de art-nouveaustijl; enkele opvallende eclectische panden. Een aantal interbellumpanden met hoge architecturale waarde zijn cinema Movy, een dokterswoning in expressieve baksteenarchitectuur in de Stationstraat, een vrijstaande woning in de Steenstraat en een hoekpand in de Volderstraat. Door de vele bombardementen die Tielt teisteren tijdens de Tweede Wereldoorlog is wederopbouwarchitectuur alom vertegenwoordigd in de stad; een selectie vinden we terug in de inventaris.
In Aarsele werden 125 panden en constructies als bouwkundig erfgoed geregistreerd. De neogotische Sint-Martinuskerk met gotische vieringtoren ligt centraal. De oudste Aarseelse dorpsbebouwing is het classicistische Leeuwenhuis uit de tweede helft van de 18de eeuw. Voorkomen van kwalitatieve art-decostijl in de Aarselestraat en de Sterrestraat. Een zeldzaam voorbeeld van modernisme is het voormalige postgebouw in de Aarselestraat. In Aarsele vallen de 18de- en 19de-eeuwse landarbeiderswoningen op, gelegen in de nabijheid van een grote hoeve.
In Kanegem inventariseerde men 95 voorbeelden van bouwkundig erfgoed. Compacte dorpskern met de neobarokke Sint-Bavokerk als centrale blikvanger. Onder impuls van pastoor De Maître ondergaat het dorp een interessante bouwfase rond 1900, met de bouw van een nieuwe kerk, onderpastorie, patronagezaal en een nieuw schoolgebouw. In het begin van de 20ste eeuw worden enkele burgerhuizen met cottage-invloeden opgetrokken. Een voorbeeld van de late bloei van de cichoreiteelt in de streek is de 20ste-eeuwse ast op het dorpsplein. Behouden open kouterlandschap ten oosten van de dorpskern, met verspreide historische hoevebebouwing.
De inventaris bouwkundig erfgoed van Schuiferskapelle telt 47 fiches. Kleine dorpskern centraal in het zuidelijk deel van de gemeente gesitueerd, met in de kern de laatclassicistische Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk. Zeldzame neoclassicistische burgerhuizen, sporadisch voorbeeld van neogotiek in de onderpastorie uit 1907. Aan de rand van het dorp ligt het 19de-eeuwse maalderijcomplex op een oudere hoevesite.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Inventarisatie bouwkundig erfgoed Tielt [online], https://id.erfgoed.net/gebeurtenissen/737 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.